vrijdag 29 september 2017
DE GEHEIMZINNIGE STEEN VAN HET EILAND LEWIS
DE GEHEIMZINNIGE PICTEN
Alhoewel Julius Caesar tot twee maal toe slag had geleverd met zijn legioenen in Brittannië zou het tot 43 na Christus duren alvorens de Romeinen begonnen met de onderwerping van dit eiland. Keizer Claudius zelf gaf daartoe het startsein. De weerstand van de Keltische Britten bleek hardnekkiger te zijn dan die waarop de Romeinen ruim een eeuw eerder in Gallië waren gestoten. Ook daar hadden de Kelten bijna tien jaar lang massaal verzet geboden tegen de vreemde overheersing totdat zij murw gevochten het hoofd in de schoot moesten leggen. In Brittannië had men een langere adem. Veroverde en ogenschijnlijk gepacificeerde gebieden kwamen plotseling weer in opstand tegen het nieuwe gezag. De legioenen marcheerden kriskras over het eiland om de ene na de andere rebellie neer te slaan.
Pas onder Agricola, die stadhouder was van Brittannië in de periode 78-84 na Christus waren de Romeinen zover noordwaarts opgerukt dat zij een poging konden wagen om het gebied dat nu Schotland heet te veroveren. Daar woonden de Caledonische Kelten. Binnen vier jaar werden hun stammen verslagen in de slag bij Mount Graupius en heel Brittannië leek veroverd te zijn. Agricola werd door Domitianus terug geroepen en binnen een generatie trokken de Romeinen zich terug tot de lijn Tyne-Solway, waar in de jaren 122-138 de bekende muur van Hadrianus werd gebouwd. Deze muur bleef bijna drie eeuwen lang de grens van het Romeinse Rijk in dit gebied.
Onder Antonius Pius, de opvolger van Hadrianus, probeerden de Romeinen opnieuw Schotland binnen te dringen. In 142 was Zuid-Schotland weer veroverd en werd langs de Forth-Clyde lijn de Antoniusmuur gebouwd. In 180 na Christus werd de Hadrianusmuur door verschillende stammen uit het noorden overschreden. De invallers richtten veel schade aan en versloegen meerdere Romeinse legers. Pas in 208 werd door keizer Septimus Severus een adequate tegenaanval ingezet. Hij forceerde een overwinning maar overleed reeds drie jaar later in York. Zijn zoon Caracalla trok zich met zijn troepen uit het veroverde gebied terug.Daarmee kwam een eind aan de laatste omvangrijke Romeinse poging om Schotland te veroveren. De Muur van Hadrianus werd opnieuw de rijksgrens. Minstens vier forten bleven in Zuid-Schotland behouden waardoor men toch nog enige invloed op het gebied hield Overigens was de verder vrijwel zonder incidenten.
In 297 noemen de Romeinen voor het eerst een nieuwe natie in het noorden, die van de Picten, de opvolgers van de Caledoniërs en hun bondgenoten. In de 4e eeuw zouden de Romeinen en Picten regelmatig met elkaar in botsing komen De keizers Constantius Chlorus en Julianus streden met wisselend succes tegen hen.
De Picten lijken uit het niets tevoorschijn te zijn gekomen. Vrijwel zeker mag worden aangenomen dat zij voortkwamen uit de oorspronkelijke bevolking van Schotland en dat ze voornamelijk in het oostelijk deel van het land gevestigd waren. Van nieuwkomers of invloeden van overzee lijkt geen sprake te zijn. Wellicht vormden zij een bundeling van Caledonische stammen die inzagen dat de Romeinse dreiging slechts door vereende krachten kon worden weerstaan.
Eenmaal uitgestreden tegen de Romeinen zagen zij zich geconfronteerd met vanuit Ierland binnengevallen Scoten die het land uiteindelijk zijn naam zouden geven. Na de krijgers van het 'groene eiland' volgden de tot het Christendom bekeerde Ieren. Vier eeuwen later verdwenen de Picten uit de geschiedenis. In het land waar zij woonden lieten ze talloze stenen achter met mysterieuze inscripties, vrijwel de enige tastbare bewijzen voor het feit dat ze ooit bestonden.
Pas onder Agricola, die stadhouder was van Brittannië in de periode 78-84 na Christus waren de Romeinen zover noordwaarts opgerukt dat zij een poging konden wagen om het gebied dat nu Schotland heet te veroveren. Daar woonden de Caledonische Kelten. Binnen vier jaar werden hun stammen verslagen in de slag bij Mount Graupius en heel Brittannië leek veroverd te zijn. Agricola werd door Domitianus terug geroepen en binnen een generatie trokken de Romeinen zich terug tot de lijn Tyne-Solway, waar in de jaren 122-138 de bekende muur van Hadrianus werd gebouwd. Deze muur bleef bijna drie eeuwen lang de grens van het Romeinse Rijk in dit gebied.
Onder Antonius Pius, de opvolger van Hadrianus, probeerden de Romeinen opnieuw Schotland binnen te dringen. In 142 was Zuid-Schotland weer veroverd en werd langs de Forth-Clyde lijn de Antoniusmuur gebouwd. In 180 na Christus werd de Hadrianusmuur door verschillende stammen uit het noorden overschreden. De invallers richtten veel schade aan en versloegen meerdere Romeinse legers. Pas in 208 werd door keizer Septimus Severus een adequate tegenaanval ingezet. Hij forceerde een overwinning maar overleed reeds drie jaar later in York. Zijn zoon Caracalla trok zich met zijn troepen uit het veroverde gebied terug.Daarmee kwam een eind aan de laatste omvangrijke Romeinse poging om Schotland te veroveren. De Muur van Hadrianus werd opnieuw de rijksgrens. Minstens vier forten bleven in Zuid-Schotland behouden waardoor men toch nog enige invloed op het gebied hield Overigens was de verder vrijwel zonder incidenten.
In 297 noemen de Romeinen voor het eerst een nieuwe natie in het noorden, die van de Picten, de opvolgers van de Caledoniërs en hun bondgenoten. In de 4e eeuw zouden de Romeinen en Picten regelmatig met elkaar in botsing komen De keizers Constantius Chlorus en Julianus streden met wisselend succes tegen hen.
De Picten lijken uit het niets tevoorschijn te zijn gekomen. Vrijwel zeker mag worden aangenomen dat zij voortkwamen uit de oorspronkelijke bevolking van Schotland en dat ze voornamelijk in het oostelijk deel van het land gevestigd waren. Van nieuwkomers of invloeden van overzee lijkt geen sprake te zijn. Wellicht vormden zij een bundeling van Caledonische stammen die inzagen dat de Romeinse dreiging slechts door vereende krachten kon worden weerstaan.
Eenmaal uitgestreden tegen de Romeinen zagen zij zich geconfronteerd met vanuit Ierland binnengevallen Scoten die het land uiteindelijk zijn naam zouden geven. Na de krijgers van het 'groene eiland' volgden de tot het Christendom bekeerde Ieren. Vier eeuwen later verdwenen de Picten uit de geschiedenis. In het land waar zij woonden lieten ze talloze stenen achter met mysterieuze inscripties, vrijwel de enige tastbare bewijzen voor het feit dat ze ooit bestonden.
donderdag 28 september 2017
STANTON DREW STONECIRCLES, SOMERSET
In het noordelijk deel van Somerset en ten oosten van Bristol liggen in een landelijke omgeving de twee steencirkels van Stanton Drew. De grootste cikel is, op die van Avebury na, de grootste van Groot Brittannie. De meeste stenen zijn verdwenen of omgevallen maar enkele exemplaren staan nog overeind. Vanaf de rivier de Chew loopt een avenue naar deze cirkel, een verschijnsel dat we ook van Stonehenge kennen. De steencirkels zijn omstreeks 2700 voor Christus gebouwd. Een drietal stenen, The Cove, bij de lokale pub, is 1000 jaar eerder opgetrokken.
Volgens de overlevering waren de stenen ooit gasten van een bruiloftsfeest die tot zondagmorgen door dansten en daarom voor straf door de duivel in stenen werden veranderd.
woensdag 27 september 2017
TIJDREIZEN
Al vroeg in mijn leven was ik gefascineerd door het verleden en verre landen. Ik zag grote zeeschepen door het Noordzeekanaal op weg naar lange reizen. In mijn omgeving waren vele oude stadjes en dorpen waar heel wat te ontdekken viel. Ook op vakanties ging ik op zoek naar oude bijzondere plekken.
Als mijn geschiedenisleraar begon te vertellen was ik vol aandacht en kon ik zijn verhalen in woord en beeld voor de geest halen.
Mijn vader had zelf een verrekijker gemaakt en samen keken we vaak naar de sterren en planeten. Hij vertelde dan over lichtjaren. Het licht van de maan deed er één seconde over om de aarde te kunnen bereiken. Het licht van de zon deed er 8 minuten over. De impact van zijn verhalen kon ik toen nauwelijks bevatten, maar het prikkelde wel mijn fantasie
Het moest mogelijk zijn om door de tijd te kunnen reizen en terecht te komen bij de oude Egyptenaren en Grieken.
Sla een boek er over open en je bent al op reis.
Ik ontdekte dat tijdreizen mogelijk waren als je heel veel tijd aan studie en het bezoeken van authentieke plaatsen besteedde en de beleving van wat je daarbij ontdekte echt tot je liet doordringen.
maandag 11 september 2017
DE BOOGSCHUTTER VAN STONEHENGE
Uit het land van de besneeuwde bergen was hij gekomen om een lange reis te maken naar het grote eiland aan de overzijde van de zee. Onderweg verbleef hij in de nederzettingen die op zijn route lagen en waar hij een bekende en graag geziene gast was. Hij was immers de handelsreiziger die kostbare waren uit verre landen meebracht. Menige dorpsbewoner wierp begerige blikken op zijn uitgestalde koperen dolkjes en gouden sieraden en men was vol verbazing over zijn vaardigheden als metaalsmid.
Daarnaast was hij ook nog een trefzekere boogschutter die met zijn pijl en boog menig stuk wild wist te verschalken.
Na vele maanden bereikte hij de kust en na de oversteek was hij nog ruim een week onderweg voordat hij de grote ronde stenen tempel bereikte. Hij was er eerder geweest en wist van de geneeskrachtige werking die van de kleinere stenen uitging. Hij hoopte dit keer op genezing van zijn kwalen.
Het zou zijn laatste reis worden. De metaalsmid werd met zijn kostbare handelswaar, pijl en boog en drie versierde bekers van aardewerk niet ver van de tempel begraven. In 2002 werd zijn graf in de omgeving van Stonehenge blootgelegd en al snel door de archeologen beschouwd als één van de belangrijkste prehistorische vondsten van Groot Brittannië.
BARDSEY ISLAND, DE LAATSTE RUSTPLAATS VOOR DE MAGIER MERLIJN N
Bardsey Island ligt 3 mijl uit de kust van Noordwest Wales. De laatste bewoners vertrokken in 1925 om op het vasteland hun heil te zoeken. Tegenwoordig wordt Ynys Enlli, wat de Keltische naam is van het eiland, beheerd door de Bardsey Island Trust. Op hun website staat dan ook: 'Ymddiriedolaeth Ynys Enlli sy'n gyfrifol am reoli'r Ynys'. Het is maar dat u het weet.De oude Kelten langs de Atlantische kusten hadden iets met de eilanden die ze in de ver in zee zagen liggen. Ze vertelden over de paradijselijke eilanden achter de westerse horizon. Je bleef daar jong en gezond. De dodelijk gewonde Arthur werd na zijn laatste veldslag per schip naar Avalon gebracht waar Morgana le Fay zijn kwetsuren zou verzorgen. Merlijn wilde, moe na vele jaren magie bedrijven, naar Ynys Enlli waar hij zich te ruste kon leggen in een magisch glazen kasteel. Daar werd hij omringd door negen metgezellen die hem verzorgden en er werd gewaakt over de 13 'Schatten van Brittanië'.
Toen de oude tovenaar was vergeten streken er Christenen neer op het eiland. Het verhaal gaat dat omstreeks het midden van de 6e eeuw St.Cadfan hier met zijn volgelingen een klooster stichtte.Het werd al snel als een heilig eiland gezien. Tal van koninklijke hoogheden werden er begraven en volgens de overlevering ook 20.000 heiligen.
Sommigen identificeren het eiland met Avalon waar Morgana le Fay met haar negen zusters in een Glazen Kamer leefde.
Het vroegmiddeleeuwse klooster maakte in de 13e eeuw plaats voor een abdij waarvan slechts ruïnes zijn overgebleven. In 1875 werd een kapel gebouwd die nog altijd voor gebed en meditatie wordt gebruikt.
De weinige huizen die nog op het eiland zijn werden gebouwd rond 1870 door de toenmalige landeigenaar, Lord Newborough. De Bardsey Island Trust beheert zeven voormalige boerenwoningen die nu als vakantiehuisjes verhuurd worden. In het zomerseizoen kunnen toeristen bij goed weer overgevaren worden. In de huisjes is geen electriciteit. Er is alleen koud bronwater waar zuinig mee omgesprongen moet worden. Er kan slechts een beperkte hoeveelheid voedingsmiddelen worden meegenomen. Soms kan de boot dagenlang niet uitvaren. Dan is Bardsey Island weer in zijn oorspronkelijke element, overgeleverd aan de elementen, een plek waar Merlijn zich met zijn schatten terecht veilig wist.
vrijdag 8 september 2017
EEN VERGETEN MOERAS
Lees:'Witte wieven en elfen, fluisteringen uit de Andere Wereld' -Ruud Borman; uitgeverij www.a3boeken.nl
WITTE WIEVEN
Lees mijn boek hier over. Uitgeverij www.A3boeken.nl te Geesteren(Achterhoek)
donderdag 7 september 2017
GWYN AP NUDD,DE KONING VAN HET ELFENLAND
Duizenden jaren geleden waren vanaf de plek waar Gwyn nu rondkeek honderden vuren van talloze nederzettingen te zien geweest; op de heuvels, in de dalen en moerassen en tot aan de kust in het westen. Overal werden toen de voorbereidingen getroffen voor de viering van de komst van de winter. Het laatste vee werd geslacht en het resterende sprokkelhout binnengehaald. Zijn volk kwam bijeen in de steenkringen.
Het was een gouden tijd geweest, maar het land werd binnengevallen door strijders met ijzeren wapens. Gwyn en zijn volk moesten ondergronds gaan leven in heuvels, grotten en op eilanden in het westen. De nieuwkomers kregen gaandeweg bewondering voor wat hun voormalige tegenstanders in het land tot stand hadden gebracht. Gwyn en zijn hofhouding en onderdanen werden magische krachten toegedacht en na verloop van tijd kregen de koningen en koninginnen zelfs een goddelijke status. Het elfenvolk in de Andere Wereld sprak tot de verbeelding en werd overal in de natuur aanbeden.
Gwyn keerde zich om en liep zijn paleis weer binnen. Zijn elfen maakten muziek, dansten en genoten van de rijke spijzen en dranken op de talloze tafels. Binnenkort zou Samhain gevierd worden.
DE LOCHEMSE BERG, EEN HEUVELRUG MET GEHEIMEN
Later bedekten ijzige poolwinden het landschap met dikke lagen fijn zand.
De warmte keerde terug en er kwamen uitgestrekte wouden en moerassen. Jagers werden boeren en legden grafheuvels voor hun doden aan. Priesteressen bewaakten de necropolen en de toegang naar de Andere Wereld.
Later toen men de oude tijd niet meer begreep werden ze witte wieven genoemd en kwamen ze in een kwaad daglicht te staan.
De Lochemse Berg was eeuwenlang een groene oase temidden van uitgebreide heidevelden en moerassen. Kleine dorpjes lagen in deze eenzame streken en hier en daar een kasteelruïne of landhuis waarover mysterieuze verhalen de ronde deden. Wanneer de dagen korter werden werd het afgezonderde bestaan des te meer gevoeld in de boerenhoeven die dan omgeven waren door volledige duisternis en vaak ook door nevelen. Bij het haardvuur werden dan oeroude verhalen over witte wieven verteld.
woensdag 6 september 2017
STARING VAN DE WILDENBORCH OVER DE WITTE WIEVEN
EEN MYSTERIEUZE PLAATS OP HET LANDGOED DE BYVANCK
Dicht bij het dorpje Beek, aan de westflank van Montferland, ligt het landgoed de Byvanck. Volg vanaf Arnhem de snelweg naar Duitsland, neem de laatste afslag in Nederland naar Beek en parkeer de auto na enige honderden meters rechts bij de bosrand of op de parallelweg. Hier voert een pad het bos in. Na weer een paar honderd meter leidt een ander pad naar een geheimzinnige plek.
Eerst zie je een rond, omgracht terrein waar volgens de overlevering een sterkte van de tempelierridders zou hebben gestaan. Hier zouden ook witte wieven gezien zijn. Niet verwonderlijk, want er waren hier ooit ook prehistorische grafheuvels. Even verder vind je een 'Mariaboom', de opvolger van een oude eik waarin zich een schilderijtje van Maria bevond. Van de eik resteert nog slechts het onderste deel.
Even verder naar het oosten ligt het landhuis de Byvanck.
zondag 3 september 2017
MYTHEN OVER WITTE WIEVEN EN ELFEN.
Mythen over witte wieven en elfen.
Veel van het verleden is onder de grond of in archieven bewaard gebleven. Van sommige episoden weten we weinig omdat het bronnenmateriaal te fragmentarisch is of gewoonweg ontbreekt, maar er zijn ook voorbeelden van het bewust manipuleren, vervalsen of zelfs elimineren van historische feiten waardoor de juiste toedracht niet of nauwelijks valt te achterhalen. Daar komt nog bij dat dat degenen die de geschiedenis op schrift stelden tot nog niet zo lang geleden vrijwel uitsluitend uit mannen bestonden die in de westelijke wereld ook nog eens via het christendom een zeer lage dunk ten opzichte van vrouwen hadden meegekregen. Dat heeft er toe geleid dat vrouwen eeuwenlang een ondergeschikte en soms zelfs onderdrukte rol in de maatschappij hadden, die in de meest extreme vorm tot uiting is gekomen tijdens de heksenvervolgingen . Al die tijd is er sprake van eenzijdige geschiedschrijving geweest vanuit het mannelijk perspectief. Zelfs in het dagelijkse spraakgebruik, in de folkore en in sprookjes werden vrouwen vaak als kwaadaardige en onbetrouwbare wezens neer gezet. Tijdens het schrijven van mijn boek ‘Witte wieven en elfen, fluisteringen uit de Andere Wereld’ heb ik ontdekt dat oeroude overleveringen in Nederland sinds de komst van het christendom vaak zijn verketterd als uitwassen van een heidens en volgens de Kerk dus duivels verleden. Over deze verhalen werd een saus van kwaadsprekerij gegoten die er pas sinds enige decennia van af geschraapt wordt. Zo kregen verhalen over witte wieven in de loop der tijd ook een negatieve lading. Die verhalen speelden zich vooral af op de hogere zandgronden van Oost-Nederland.
Witte wieven leefden volgens de overlevering in prehistorische grafheuvels en moerassen, plekken die je vroeger maar beter kon mijden. Ze ontvoerden boerinnen en hun dochters en namen ze mee naar hun geheimzinnige krochten. Ook konden ze gevaarlijk worden tegen overmoedige dronken boeren die hen uitgedaagd hadden. Oorspronkelijk waren er verhalen waarin witte wieven boeren vaak hielpen bij het binnenhalen van de oogst en kraamvrouwen bij de bevalling. Hierin klinken waarschijnlijk de zwakke stemmen door van rituele handelingen in een ver verleden, die met vruchtbaarheid te maken hadden en wellicht uitgevoerd werden door priesteressen die bij de grafheuvels en moerassen de toegangspoorten tot de Andere Wereld bewaakten. Uit veel verhalen blijkt dat mensen in de donkere tijd van het jaar grafheuvels konden binnengaan en daar in een geheimzinnige voorpoort van een magisch land terecht kwamen waarover ze bij hun terugkomst niet mochten spreken. In oude keltische mythen beschouwden het min of meer vergelijkbare elfenvolk, de Tylwyth Teg uit Wales en de Tuatha dé Danann uit Ierland hun prehistorische begraafplaatsen en andere sacrale plekken in de natuur ook als toegangspoorten tot de Andere Wereld.
zondag 27 augustus 2017
WITTE WIEVEN
vrijdag 4 augustus 2017
vrijdag 21 juli 2017
donderdag 6 juli 2017
maandag 26 juni 2017
zondag 7 mei 2017
Wandelingen door Nederland (1888, Haarlem) door J. Craandijk
‘Want al wat uit de oudste, heidense tijd afkomstig is, zweeft voor ons als het ware in een dichte nevel, in een onmetelijke tijdsruimte. We weten dat het ouder is dan het christendom, maar of het een paar jaren of een paar eeuwen, ja misschien meer dan duizend jaar ouder is, daarnaar kan men slechts min of meer raden’.
Citaat: Rasmus Nyerup (directeur van het Deens Nationaal Museum), 1806
Aan het begin van de 19e eeuw waren er nog geen archeologen en de prehistorie moest nog ontdekt worden. Christian Thomsen, ook een Deen, ordende de bodemvondsten van het museum, kwam tot een ordening van bepaalde groepen voorwerpen en maakte in 1836 zijn drieperiodensysteem bekend. Hij verkondigde als eerste dat er achtereenvolgens een steentijd, een bronstijd en een ijzertijd waren geweest.
In Nederland waren in de loop der tijd op diverse plaatsen al voorhistorische en Romeinse voorwerpen opgegraven, maar het eerste onderzoek begon pas nadat in 1818 het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden was opgericht. De directeur, Caspar Jacob Christiaan Reuvens, werd tevens de eerste en enige professionele archeoloog van ons land. Het aantal opgravingen bleef vooralsnog bescheiden; oudheidkundige vondsten kwamen tot in 20e eeuw meestal bij toeval of tijdens graafwerkzaamheden tevoorschijn.
Toen de auteur van ‘Wandelingen door Nederland’, J.Craandijk, op Rozendaal verbleef vernam hij dat enige jaren geleden op de heide bij Deelen door de Leidse archeoloog Pleyte en vijftiental urnen waren opgegraven en ‘de voorraad aldaar nog niet zou zijn uitgeput’. Met een gezelschap uit de omgeving trok Craandijk er op uit om daar hun fortuin te gaan beproeven. Er werden twee wagens gereed gemaakt voor de gastheer, zijn gasten en de nodige proviand, waarna men zich op weg naar Deelen begaf. Wanneer zij aankomen staan de mannen uit de Imbosch al gereed.
‘Zij maken front met de geschouderde spaden. We hebben er al een klinkt het bemoedigend. Een fraaie goed bewaarde urn is het. Deze kinderen der heide hebben een zeker instinct. Hier zal wel iets zijn zeggen zij. Spoedig zien zij of er kans is iets te vinden’.
Wanneer het gezelschap ’s avond s in Rozendaal is teruggekeerd worden de vondsten uitvoerig bestudeerd. ‘De gezellige lamp verspreidt haar stralen over de groote tafel, waarop de gevonden overblijfselen uit overoude tijden staan. De ruwe bewerking der met de hand gevonden en lichtgebakken urnen wijst op een lagen trap van ontwikkeling’, is de mening van het gezelschap.
Het boek Wandelingen door Nederland van J. Craandijk is tot en met 31 mei te zien in Erfgoedcentrum Rozet te Arnhem
Bekijk dit boek in de catalogus
Wandelingen door Nederland
Auteur: J. Craandijk
Uitgave: Haarlem 1888
Vindplaats: Rozet, magazijn 300, 61 F 15
Ruud Borman, archeoloog en historicus, duikt in de omvangrijke boekencollectie van de Gelderland Bibliotheek in het Erfgoedcentrum te Arnhem.
Bijzondere vondsten licht hij voor je uit.
Ruud Borman is naast archeoloog en historicus ook directeur en conservator in een aantal musea geweest en is gespecialiseerd in
Keltische mythologie. Ook heeft hij een aantal boeken en vele artikelen geschreven over zijn vakgebied.
Bekijk hieronder de bijzondere vondsten van Ruud Borman. Wil je ze in het echt bewonderen? Kom dan naar het Erfgoedcentrum!
dinsdag 21 maart 2017
dinsdag 31 januari 2017
STEENKRINGEN, STEENRIJEN EN STENEN GRAFKAMERS
Toen ik tijdens de eerste geschiedenisles de leraar over hunebedden hoorde vertellen kreeg ik de indruk dat de bouwers als primitieve ongeletterde barbaren werden gezien. Ze mochten dan wel enorme keien kunnen verslepen en op elkaar stapelen maar verder bleek er in hun samenleving weinig te zijn wat beschaving kon worden genoemd. Ze waren boeren, gebruikten vuurstenen werktuigen en maakten versierde potten die ze meegaven aan de doden als ze in het hunebed begraven werden. Eigenlijk zou het nog 3000 jaar duren voordat er licht kwam in de prehistorische duisternis van de lage landen. Pas met de komst van de Romeinen kon er van beschaving gesproken worden. De Romeinen schreven immers en legden wegen en steden aan. De hunebedbouwers waren toen al lang vergeten en met hen alle andere mensen die hier sindsdien gewoond hadden. De prehistorie, de tijd waarin er geen geschiedenis werd geschreven, was in de vergetelheid geraakt en zou dat tot na de Middeleeuwen blijven. Het woord prehistorie werd overigens pas in de 19e eeuw voor het eerst gebruikt. Het was een soort verzamelnaam voor alles wat tot het 'heidense' verleden behoorde, oftewel de tijd die voorafging aan het Christendom. De eerste christenen wilden niets weten van de erfenis van het verleden. Heilige wouden werden omgehakt en heilige plaatsen als bronnen en grote stenen werden verboden gebied. In de 19e eeuw moest de prehistorie opnieuw worden uitgevonden. Om dat enorme tijdperk ruwweg in te kunnen delen scheidde een Deense museumdirecteur de archeologische vondsten in zijn verzameling in stenen, bronzen en ijzeren voorwerpen en werd sindsdien gesproken van steentijd, bronstijd en ijzertijd. De vroege oudheidkundigen werden keer op keer geconfronteerd met vondsten die steeds ouder bleken te zijn. Er was enorm veel weerstand tegen de ouderdom van de vondst van de eerste Neandertaler bij Dusseldorf en later tegen de ontdekking van rotsschilderijen uit de IJstijd in Frankrijk en Spanje; rendierjagers konden onmogelijk kunstenaars zijn geweest. Het is nog maar een halve eeuw geleden dat de hunebedbouwers, in ieder geval in het onderwijs, gezien werden als de eerste bewoners van ons land. Nu gaan we er van uit dat de eerste mensachtigen hier al voor de ijstijden leefden
Vele jaren later kreeg ik pas werkelijk een idee van de impact van de megalithische monumenten toen ik in het Gemeentemuseum Arnhem in samenwerking met Britse-, Ierse-, Belgische-, Franse- en Duitse colega's een tentoonstelling samenstelde over 'De Fascinerende Wereld van Stonehenge'. Het bouwen met grote stenen hield namelijk niet op na de aanleg van de hunebedden; er zou nog eeuwenlang, tot diep in de Bronstijd, gesjouwd, gesleept en gebouwd worden met enorme keien en cultuurgebied wat er bij hoorde werd steeds groter. Na de hunebedbouwers kwamen de mensen van de bekercultuten die hun doden in grafheuvels begroeven. Van Ierland tot in Tjechoslowakije en van Nederland tot in Zuid-Europa werden megalithische monumenten gebouwd waarbij de klokbeker als vrijwel overal voorkomende grafgift diende. Er was sprake van uitwisseling van goederen, rituelen en grafgebruiken over duizenden kilometers. De contacten verliepen voor een belangrijk deel via de Nederlandse delta en de sacrale gebieden van Stonehenge en Avebury in Zuid-Engeland.
Abonneren op:
Reacties (Atom)
Volgers
Blogarchief
-
▼
2017
(28)
-
▼
september
(13)
- DE GEHEIMZINNIGE STEEN VAN HET EILAND LEWIS
- DE GEHEIMZINNIGE PICTEN
- STANTON DREW STONECIRCLES, SOMERSET
- TIJDREIZEN
- DE BOOGSCHUTTER VAN STONEHENGE
- BARDSEY ISLAND, DE LAATSTE RUSTPLAATS VOOR DE MAGI...
- EEN VERGETEN MOERAS
- WITTE WIEVEN
- GWYN AP NUDD,DE KONING VAN HET ELFENLAND
- DE LOCHEMSE BERG, EEN HEUVELRUG MET GEHEIMEN
- STARING VAN DE WILDENBORCH OVER DE WITTE WIEVEN
- EEN MYSTERIEUZE PLAATS OP HET LANDGOED DE BYVANCK
- MYTHEN OVER WITTE WIEVEN EN ELFEN.
-
▼
september
(13)
Over mij
- Ruud's Tijdreizen
- Auteur, archeoloog en historicus. Altijd op zoek naar schemergebieden in de historie en magische plaatsen Boeken: o.a 'Witte wieven en elfen, fluisteringen uit de Andere Wereld'(2011) en 'De Zwarte Graal'(2012). 'Toverij en toveressen, achtergonden van heksenvervolgingen in Nederland'(2015)