maandag 19 december 2016

LEZING: TOVERIJ EN TOVERESSEN

Lezing:Toverij en toveressen. In heksenprocessen werd tot omstreeks 1600 zelden het woord ‘heks’ gebruikt. De vrouwen, bijna nooit mannen in Nederland, die van kwade toverij werden beschuldigd, werden vrijwel altijd toveressen genoemd. In Nederland werden ongeveer 250 vervolgden tot de brandstapel veroordeeld tussen 1470 en 1620. Vaak was er sprake van een kortstondige en lokale heksenjacht en veelal vond die plaats in tijden van rampen: oorlogen, stadsbranden, epidemieën, misoogsten en overstromingen (klimaatverslechtering). Toveressen werden als zondebokken aangemerkt. Ze hielpen bij ziekten en bevallingen en leefden meestal op afgelegen plaatsen. Om hun vaak zware leven enigszins te verlichten gebruikten ze moederkoorn en vliegenzwammen niet alleen als medicijn maar ook zelf om even de waan van alledag te kunnen ontvluchten. Ze voelden zich dan in een andere wereld wat door hun vervolgers werd uitgelegd als reizen naar de duivelse sabbat. Al in het vroege christendom beweerden mannen als Paulus dat vrouwen ondergeschikt aan hen waren en zich niet in het openbaar mochten uiten. Uiteindelijk leidde dat in Late Middeleeuwen tot de heksenwaan met talloze slachtoffers. In Nederland was in de 16e eeuw de arts Johan Wier de eerste die zich in woord en geschrift verzette tegen de vervolgingen van onschuldige vrouwen. Opvallend is dat hij een leerling was van Cornelis Agrippa, de raadsheer van keizer Karel V, die ook als magiër en alchemist bekend is geworden. Het gebruik van moederkoorn was al vanaf de IJzertijd bekend; de maaginhoud van veel veenlijken in Noordwest-Europa uit deze periode toont sporen hiervan aan. Er zijn meer subtiele sporen van tradities die tot het eind van de laatste IJstijd teruggaan en door de eeuwen heen overgedragen lijken te zijn tot in de tijd van de toveressen. Lezing: ‘Toverij en toveressen, achtergronden van heksenvervolging in Nederland’. Volksuniversiteit Arnhem. Aanmelding van tevoren. Maandag 16 januari 2017, 14-16 uur. Locatie Rozet-Kortestraat 16 Arnhem (5 minuten lopen vanaf het Centraal Station)

vrijdag 16 december 2016

DE GEHEIMZINNIGE PICTEN




Alhoewel Julius Caesar tot twee maal toe slag had geleverd met zijn legioenen in Brittannië zou het tot 43 na Christus duren alvorens de Romeinen begonnen met de onderwerping van dit eiland. Keizer Claudius zelf gaf daartoe het startsein. De weerstand van de Keltische Britten bleek hardnekkiger te zijn dan die waarop de Romeinen ruim een eeuw eerder in Gallië waren gestoten. Ook daar hadden de Kelten bijna tien jaar lang massaal verzet geboden tegen de vreemde overheersing totdat zij murw gevochten het hoofd in de schoot moesten leggen. In Brittannië had men een langere adem. Veroverde en ogenschijnlijk gepacificeerde gebieden kwamen plotseling weer in opstand tegen het nieuwe gezag. De legioenen marcheerden kriskras over het eiland om de ene na de andere rebellie neer te slaan.
Pas onder Agricola, die stadhouder was van Brittannië in de periode 78-84 na Christus waren de Romeinen zover noordwaarts opgerukt dat zij een poging konden wagen om het gebied dat nu Schotland heet te veroveren. Daar woonden de Caledonische Kelten. Binnen vier jaar werden hun stammen verslagen in de slag bij Mount Graupius en heel Brittannië leek veroverd te zijn. Agricola werd door Domitianus terug geroepen en binnen een generatie trokken de Romeinen zich terug tot de lijn Tyne-Solway, waar in de jaren 122-138 de bekende muur van Hadrianus werd gebouwd. Deze muur bleef bijna drie eeuwen lang de grens van het Romeinse Rijk in dit gebied.
Onder Antonius Pius, de opvolger van Hadrianus, probeerden de Romeinen opnieuw Schotland binnen te dringen. In 142 was Zuid-Schotland weer veroverd en werd langs de Forth-Clyde lijn de Antoniusmuur gebouwd. In 180 na Christus werd de Hadrianusmuur door verschillende stammen uit het noorden overschreden. De invallers richtten veel schade aan en versloegen meerdere Romeinse legers. Pas in 208 werd door keizer Septimus Severus een adequate tegenaanval ingezet. Hij forceerde een overwinning maar overleed reeds drie jaar later in York. Zijn zoon Caracalla trok zich met zijn troepen uit het veroverde gebied terug.Daarmee kwam een eind aan de laatste omvangrijke Romeinse poging om Schotland te veroveren. De Muur van Hadrianus werd opnieuw de rijksgrens. Minstens vier forten bleven in Zuid-Schotland behouden waardoor men toch nog enige invloed op het gebied hield Overigens was de verder vrijwel zonder incidenten.

In 297 noemen de Romeinen voor het eerst een nieuwe natie in het noorden, die van de Picten, de opvolgers van de Caledoniërs en hun bondgenoten. In de 4e eeuw zouden de Romeinen en Picten regelmatig met elkaar in botsing komen De keizers Constantius Chlorus en Julianus streden met wisselend succes tegen hen.
De Picten lijken uit het niets tevoorschijn te zijn gekomen. Vrijwel zeker mag worden aangenomen dat zij voortkwamen uit de oorspronkelijke bevolking van Schotland en dat ze voornamelijk in het oostelijk deel van het land gevestigd waren. Van nieuwkomers of invloeden van overzee lijkt geen sprake te zijn. Wellicht vormden zij een bundeling van Caledonische stammen die inzagen dat de Romeinse dreiging slechts door vereende krachten kon worden weerstaan.
Eenmaal uitgestreden tegen de Romeinen zagen zij zich geconfronteerd met vanuit Ierland binnengevallen Scoten die het land uiteindelijk zijn naam zouden geven. Na de krijgers van het 'groene eiland' volgden de tot het Christendom bekeerde Ieren. Vier eeuwen later verdwenen de Picten uit de geschiedenis. In het land waar zij woonden lieten ze talloze stenen achter met mysterieuze inscripties, vrijwel de enige tastbare bewijzen voor het feit dat ze ooit bestonden.