donderdag 30 oktober 2014

HALLOWEEN AAN DE IJSSEL

De winkels gaan sluiten als ik vanaf de Brink in Deventer naar de parkeergarage bij de IJsselbrug loop. Pompoenen met griezelige gezichtstrekken en heksenpuntmutsen in sommige etalages herinneren me er aan dat het vanavond Halloween is. Dichterbij de rivier zie ik een dichte mistbank boven het water hangen. Wanneer ik even later langs de oever in zuidelijke richting naar de A1 rijd drijven de eerste nevelwolken al over de kaden en dijken. Het belooft een onaangename rit te worden. Vanaf de snelwegbrug kijk ik uit over een witte deken die de IJsselvallei zover het ook reikt heeft bedekt. Even later glijden de eerste nevelslierten over het wegdek heen. In de verte voor me zie ik blauwe zwaailichten. Kennelijk is er door de veranderde weersomstandigheden al een ongeluk gebeurd. Rode remlichten worden zichtbaar door de mist en langzaam maar zeker komt het verkeer tot stilstand. Even later hoor ik op het nieuws dat de IJsselstreek plotseling is overvallen door dichte mistbanken. Tussen Deventer en Apeldoorn heeft een enstig ongeluk plaatsgevonden. Na een half uur wordt het inmiddels weer langzaam voort rijdende verkeer naar de rechter wegstrook geleid en vervolgens naar de afslag Twello-Wilp. Ik moet naar Arnhem en besluit geen risico's te nemen en te proberen via Voorst, Zutphen en Dieren te rijden. Het zicht op de weg is ronduit slecht en ik merk al snel dat ik Wilp op de een of andere manier gepasseerd moet hebben. Hier en daar wijkt de mist even waardoor ik kan zien dat ik door een boomrijke omgeving rijd. Even later ben ik kennelijk weer bij een rijksweg beland en kan ik vaag een wegbord onderscheiden. Zutphen is links af. De mist heeft weer bezit van het land genomen en ik vervolg vrij langzaam mijn weg. Af en toe zie ik de lampen van andere weggebruikers. Plotseling doemt een rotonde voor me op. In mijn herinnering moet ik hier rechts af maar ik rijd plotseling over een vrij smalle weg waar de mist een akelig dichte vorm aan neemt. De weg is te smal om om te kunnen keren en ik zie nergens een plek waar ik kan draaien. Achteruit rijden is geen optie. Gelukkig kan ik het weggetje nog enigszins herkennen en zijn er geen tegenliggers. Na een rit die eindeloos lijkt ontwaar ik plotseling een hek op de weg. Ik kan niet verder en ook niet terug. Ik probeer te bellen maar het apparaat reageert nergens op. Uiteindelijk stap ik uit, sluit de auto af en ga op onderzoek uit. Ik klim over het hek en volg een ongeplaveid pad Er volgt al snel een bocht naar rechts. Na ongeveer tweehonderd meter sta ik voor een huis waarin geen enkel licht brandt. Er volgt nu een voetpad naar links. Ik passeer rechts al snel een veel kleiner huisje dat hier en daar al door de tand des tijds is aangetast. Ook hier lijkt alles verlaten. De mist lijkt iets minder te worden. Na enige stappen sta ik voor een enorme boom en daarachter het donkere silhouet van een oude vervallen kasteeltoren. De nevelslierten wijken nog verder terug en ik zie rechts van de toren een kleine poel en links een klein poortje dat is overwoekerd met bladeren en takken. Ik worstel me er door heen en loop tussen kreupelhout en vervallen muren naar de achterzijde van de toren. Ik ontdek een kelderruimte en op het moment dat ik die betreed hoor ik plotseling een oorverdovend lawaai dat me aan de geluiden van oorlogsfilms doen denken. Ik krijg het idee dat de muren door projectielen worden geraakt en dat er kogels om mijn oren vliegen. Kruitdamp dringt mijn neus binnen en ik hoor stukken muur instorten. Even later neemt het wapengekletter van zwaarden die elkaar hard raken de overhand. Er wordt geschreeuwd en geroepen door mannen en vrouwen...........Dan wordt het weer heel stil. Ik klim de kelder uit en kijk uit over een maanovergoten rivier waarvan de golven tegen de fundamenten van de toren klotsen. Vanaf de overkant komt een scheepje aanvaren. Als het dichterbij komt zie ik dat er niemand in zit en toch komt het rechtstreeks op me af. Even later schuift het de oever op. Ik kijk er naar en vraag me af of ik er in moet stappen. Dat het zo maar bij mij aan land is gekomen lijkt me geen toeval. Ik ben toch al in een merkwaardige situatie terecht gekomen en ik waag de overtocht, want ik neem aan daat het scheepje weer terug vaart. Ik zet me neer op een eenvoudig bankje en zie op de zitplek tegenover mij iets glinsteren. Ik pak het op en herken een oude zilveren munt. Terwijl ik in het licht van de maan probeer te zien wat er op staat komt het bootje weer in beweging. In het water zie ik beelden weerspiegelen van grafzerken en gezichten van mensen die overleden zijn. Geen geluid verstoort de stilte. Na enige minuten zie ik de andere oever opdoemen. Boven de dijk zweven blauwe lichtjes; zouden dit de dwaallichtjes kunnen zijn die ik ken uit oude overleveringen? Zieltjes van ongedoopte kinderen? Een onzichtbare hand lijkt het scheepje op de oever te trekken. Ik kijk achterom en zie nog vaag het donkere silhouet van de kasteeltoren. De blauwe lichtjes lijken me als wegaanduidingen langs een vrijwel onzichtbaar pad te leiden. Ik begin aan een wandeling waarvan ik de bestemming niet ken. Na ongeveer een kwartier zie ik een bosrand opdoemen. Zodra ik daar ben aan gekomen zie ik in de duisternis van het woud een heuvel die door een blauwgroene glans lijkt omgeven. Door het maanlicht is het lopen in het donkere bos niet moeilijk. Het mysterieuze licht wordt steeds helderder en uiteindelijk herken ik het silhouet van een prehistorische grafheuvel. Tot mijn verbazing is er een enorme deur in de heuvel van waar uit het blauwgroene licht komt. Is dit het eindpunt van mijn speurtocht? Moet ik de heuvel binnen gaan? Het lijkt van me verwacht te worden. Eenmaal in de heuvel valt er niets meer te bespeuren van de aarde en heide aan de buitenkant. Ik sta in een enorme, feestelijk verlichte ruimte die aan een middeleeuwse ridderzaal doet denken. Er zijn rijk gedekte tafels en overal lopen vrouwen en mannen in prachtige kleding rond. Er wordt gezongen en er klinkt harpmuziek. Ik loop door de zaal en val van de ene in de andere verbazing. Waar ben ik terecht gekomen? Uiteindelijk sta ik op een breed bordes waar ik uitkijk op een prachtig landschap waarin ik ook de kasteeltoren die ik zojuist verlaten heb herken. Ik neem plaats in een prachtig gebeeldhouwde houten stoel en neem het landschap in mij op. De vele wijn die ik in de ridderzaal gedronken heb heeft me slaperig gemaakt. Voordat ik in dromenland verdwijn zie ik nog even de kasteeltoren naderbij komen................. Plotseling wordt ik weer wakker. Tot mijn verbazing zit ik weer in mijn auto voor het hek dat me belemmerde door te rijden. De mist is opgetrokken en de zon begint op te komen. Op het hek zit een kraai me op te nemen. Als ik uitstap vliegt hij weg net als vele soortgenoten uit de nabije bomen. Even verder op zie ik de kasteeltoren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten