vrijdag 31 januari 2014

DE BOOGSCHUTTER VAN STONEHENGE




Uit het land van de besneeuwde bergen was hij gekomen om een lange reis te maken naar het grote eiland aan de overzijde van de zee. Onderweg verbleef hij in de nederzettingen die op zijn route lagen en waar hij een bekende en graag geziene gast was. Hij was immers de handelsreiziger die kostbare waren uit verre landen meebracht. Menige dorpsbewoner wiep begerige blikken op zijn uitgestalde koperen dolkjes en gouden sieraden en men was vol verbazing over zijn vaardigheden als metaalsmid.


Daarnaast was hij ook nog een trefzekere boogschuter die met zijn pijl en boog menig stuk wild wist te verschalken.


Na vele maanden bereikte hij de kust en na de oversteek was hij nog ruim een week onderweg voordat hij de grote ronde stenen tempel bereikte. Hij was er eerder geweest en wist van de geneeskrachtige werking die van de kleinere stenen uitging. Hij hoopte dit keer op genezing van zijn kwalen.




Het zou zijn laatste reis worden. De metaalsmid werd met zijn kostbare handelswaar, pijl en boog en drie versierde bekers van aardewerk niet ver van de tempel begraven. In 2002 werd zijn graf in de omgeving van Stonehenge bloofgelegd en al snel door de archeologen beschouwd als één van de belangrijkste prehistorische vondsten van Groot Brittannië.





<



woensdag 29 januari 2014

DE FASCINERENDE WERELD VAN STONEHENGE


Op een zomerse dag is het al vrij laat in de avond als de stilte over de vlakte van Salisbury Plain in Zuid-Engeland neerdaalt. De laatste zonnestralen verlichten nog even de westelijke monolieten van het beroemde Stonehenge, maar donkere schaduwen hebben al bezit genomen van de rest van de steenkring. Het is bijzonder om er op dit tijdstip te zijn. De toeristen zijn vertrokken en er passeren nog maar weinig auto's
In het weinige licht dat er nog is dwingt het silhouet van dit bijzondere monument nog altijd ontzag en bewondering af. Er is heel veel geschreven over het hoe en waarom van Stonehenge maar als je er 's avonds laat vrijwel alleen naar staat te kijken lijkt het alsof je even een beetje in de huid van de bouwers kunt kruipen. Als je je alleen al probeert voor te stellen hoe de stenen over enorme afstanden naar deze plek werden getransporteerd, en vervolgens bewerkt en opgericht werden met de beperkte middelen van destijds, moet je al vaststellen dat dit een prestatie is waarvan we ons de impact nauwelijks kunnen voorstellen. De grootste stenen van gemiddeld 50 ton werden over een afstand van 40 kilometer versleept, de veel kleinere 'blue stones' werden uit Wales gehaald. We praten over ruwweg 2000 voor Christus..............
Er zijn meer vragen dan antwoorden. Hoe lang duurde het transport van de stenen, wie hadden de leiding en wat beoogde men met deze gigantische onderneming?
De aanwezigheid van talloze grafheuvels en andere indrukwekkende overblijfselen in de omgeving uit de tijd van de bouwers van Stonehenge maakt duidelijk dat de steenkring onderdeel was van een enorm sacraal landschap.
Vondsten in de omringende grafheuvels wezen uit dat de bouwers van Stonehenge intensieve handelscontacten onderhielden met een groot deel van Europa. Dichtbij Stonehenge werd recentelijk het graf blootgelegd van een handelaar die uit het noordelijke Alpengebied afkomstig was. Stonehenge was een plek waar goederen, ideeën en religieuze gebruiken uit diverse landen
samen kwamen.

Het oudste Stonehenge dateert van 3000 voor Christus toen er een cirkelvormige greppel met aarden wal werd aangelegd. Het Stonehenge zoals wij dat kennen kwam omstreeks 1000 jaar later tot stand en bleef ruim 500 jaar in gebruik. Waarschijnlijk maakten later de keltische druïden er gebruik van bij hun seizoenvieringen. Daarna geraakte het in de vergetelheid totdat in de 12e eeuw de kroniekschrijver Geoffrey of Monmouth schreef dat de magiër Merlijn de steenkring vanuit Ierland naar zijn huidige lokatie had verplaatst. Talloze theorieën over de mogelijke bouwers passeerden in de opvolgende eeuwen de revue. De afgelopen decennia brachten archeologen de bouwfasen van Stonehenge gedetailleerd in beeld.
Sinds enige jaren vindt er op grote schaal onderzoek plaats in de wijde omgeving van het monument met verrassende resultaten. Al snel werd vastgesteld dat de bodem in en rond Stonehenge honderden graven bevatte; veel meer dan eerder voor mogelijk was gehouden. Ook bleek dat de 'blue stones ' niet zo maar uit Wales waren gehaald. Er zijn aanwijzingen gevonden dat de bouwers veronderstelden dat er geneeskrachtige werking van deze stenen uitging en verhalen daarover worden nog steeds in Wales verteld. Zeer recent zijn sporen van een 'blue stone'-henge gevonden op 900 meter afstand van Stonehenge; een ontdekking die in deze context uiterst belangrijk is.
Een andere vondst die onlangs de internationele pers haalde bestond uit sporen van een houten
cirkel nabij de Avon. Zoals gezegd werden de 'blue stones' via dit riviertje aangevoerd. Rivieren waren bij de Kelten en misschien ook al bij de bouwers van Stonehenge toegangspoorten tot de Andere Wereld. Het is dan ook niet voor niets dat de processieweg die bij de 'heelstone' van Stonehenge begon met een grote boog bij de Avon uitkwam.
Stonehenge blijkt niet alleen maar aangelegd te zijn om de seizoenen in steen te kunnen markeren en evenmin was het vooral bedoeld als 'symbol of power' van de lokale machthebbers van destijds. In Stonehenge werden leven en dood vorm gegeven in steen, hout en aarde en zo kreeg ook het omringende landschap gestalte.

vrijdag 24 januari 2014

MOERASSEN GEVEN HUN GEHEIMEN PRIJS

Na de laatste ijstijd, die omstreeks 8300 voorChristus ten einde liep, ontstonden in de vlakke en lagere delen van Drenthe grote moerasgebieden. Dit kon gebeuren omdat een ondoorlatende keileemlaag in de ondergrond, gevormd tijdens een eerdere ijstijd, een goede afwatering verhinderde.
Sinds de komst van de hunebedbouwers, ongeveer 3500 voor Christus, werden moerassen door de bewoners van deze streken gezien als bijzondere plaatsen; geheimzinnig door hun ontoegankelijkheid en dodelijk voor onvoorzichtige betreders. Alhoewel men er na verloop van tijd in slaagde om houten palenwegen door het veen aan te leggen en contact kreeg met de bewoners van de andere kant bleef het moeras een plaats waar de grens tussen leven en dood tastbaar en voelbaar aanwezig was. Men kon door onvoorzichtigheid of overmoed op vreselijke wijze erin omkomen, hetgeen ongetwijfeld ook wel eens in het bijzijn van getuigen gebeurde. Welke betekenis men het moeras ook toeschreef, men had er respect voor en drukte dat duizenden jaren lang uit in offergaven.

Vanaf de tweede helft van de vorige eeuw werden de Drentse veengebieden systematisch afgegraven en ontgonnen. Daarbij kwamen regelmatig opzienbarende zaken aan het licht: houten wagenwielen, stelen van stenen bijlen, potten van aardewerk, stenen werktuigen, een halssnoer met kralen van tin, barnsteen en faience, enzovoort. De meeste voorwerpen bleken al duizenden jaren geleden in het moeras terecht gekomen te zijn en waren wonderbaarlijk goed geconserveerd. Vooral vondsten van organische samenstelling hadden hier de tand des tijds goed doorstaan in tegenstelling tot indentieke vondsten in de omringende zandgronden die geheel of gedeeltelijk vergaan danwel nauwelijks herkenbaar waren.

Uiteraard vormen de veenlijken de bekendste moerasvondsten. Vrijwel gave exemplaren kwamen in Denemarken aan het licht; die van Drenthe zijn wat minder goed geconserveerd. Door hernieuwd wetenschappelijk onderzoek en toegepaste technologie kon het uiterlijk en korte leven van het 'meisje van Yde' gereconstrueerd worden. Of het bij veenlijken om offers gaat is moeilijk vast te stellen. De Romeinse schrijver Tacitus, maar ook Caesar en Diodorus van Sicilië vermelden dat mensenoffers bij de Kelten en Germanen vrij algemeen waren. Tacitus schrijft dat bij de Germaanse stam der Semnonen slaven, na afloop van een aan de vruchtbaarheidsgodin gewijde rondrit, in het moeras werden verdronken.
Op grond van de onderzochte maaginhoud van enige veenlijken, waarbij geen zomer- of herfstvruchten werden gevonden, meende de Deense archeoloog Glob dat de offers in het voorjaar moeten hebben plaatsgevonden. In het noorden van Schotland en op de Hebriden was het tot in de 18e eeuw gebruikelijk om bij het begin van de zomer het feest van Beltane te vieren. Daarbij werd een plat stuk brood in stukken gebroken en verdeeld.
Wie een aangebrand stuk ontving, werd tijdens het feest als dood beschouwd. Frappant is dat in de maag van een in dat gebied gevonden veenlijk een brok aangebrand brood is aangetroffen.
Tacitus schrijft voorts dat ook lafaards, mannen die zich aan het gevecht onttrokken, en homoseksuelen, in het moeras werden geworpen om daarna met vlechtwerk te worden overdekt.
Op veel veenlijken zijn sporen van geweld gevonden, zoals een doorgesneden keel, een wurgtouw en bij vrouwen een kaal geschoren hoofd. Vrouwen worden ook meerdere malen zonder kleding aangetroffen.
In een aantal gevallen werden de slachtoffers met houten staken in de bodem vastgepind, wellicht om te voorkomen dat zij zouden terugkeren naar het land der levenden. In andere gevallen blijken de lichamen liefdevol te zijn neergelegd en moeten we aan echte offers denken.

In1957 werden bij Bargeroosterveld, ten oosten van Emmen, resten van een klein cultusgebouwtje uit de Midden Bronstijd(ca.1500 voor Christus) gevonden. Het lag ooit in een moeras, enige honderden meters verwijderd van een planken voetpad uit dezelfde periode, en bestond uit een houten constructie, op een vloertje van zand, die omringd was door veldkeien. In twee funderingsplanken waren acht palen geplaatst die een bovenbouw met hoornvormige uitsteeksels droegen. Binnen deze constructie bevonden zich nog vier lage palen waarop mogelijk een doodskist gerust heeft. Het gaat hier om een op zichzelf staande vondst waarvan geen andere voorbeelden bekend zijn. Bij het tempeltje werden geen voorwerpen aangetroffen, doch in de directe omgeving is sprake van een opmerkelijke concentratie van belangrijke offervondsten.

Tot op heden wordt algemeen aangenomen dat voor- en vroeghistorische veenvondsten bij uitstek in Drenthe werden aangetroffen. Van een rijke, gevarieerde concentratie is in deze provincie inderdaad sprake, maar met die vaststelling is decennia lang voorbij gegaan aan het feit dat ook elders in het midden en oosten van ons land vondsten uit voormalige moerassen tevoorschijn zijn gekomen.
Zeker, ze zijn meestal minder spectaculair dan de vondsten uit Drenthe en hebben dientengevolge ook minder publicitaire aandacht gekregen, maar representateren dezelfde tradities die in prehistorisch Drenthe gangbaar waren: offers in venen, gebieden waar de grens tussen leven en dood vaag werd, een soort 'twilight zone'.
In Drenthe bestond al vroeg belangstelling voor overblijfselen uit het verre verleden waardoor veel vondsten voor verdwijning behoed konden worden. In Overijssel en de Achterhoek was men in de vorige eeuw vooral aangewezen op onderzoek dat het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden instelde en daar beschikte men zeer lang slechts over een archeoloog die het hele land af moest reizen om vondstmeldingen na te trekken. Hoewel daarbij in de loop van de tijd een beperkt aantal veenvondsten kon worden veiliggesteld moet er toch vooral bij de grote ontginningen in de Achterhoek veel verloren zijn gegaan. Bekend is bijvoorbeeld dat in het Goor bij Aalten veen bronzen voorwerpen zijn aangetroffen waarvan sindsdien elk spoor ontbreekt.

Op de hoge, droge Veluwe bestonden slechts kleine moerassen die in de 19e eeuw min of meer geruisloos werden ontgonnen. Door bestudering van veldnamen zijn ze nog redelijk goed te lokaliseren. Denk daarbij aan namen met de voor- of achtervoegsels del(dal) en side(syde=laag) of duidelijke moerasnamen als veen, broek, ooi, goor, mars(ch) of mers(ch en somp of sump. Wanneer we deze veldnamen in kaart brengen en daarop vervolgens vondstgegevens uit archeologische archieven projecteren, kunnen we nagaan of Veluwse moerassen in het verleden als offerplaats gediend hebben.
De eerste aanwijzing voor deze veronderstelling was een bronzen kokerbijl die ik aantrof in de verzameling van een amateur-archeoloog, die enige decennia lang op de Noordwest-Veluwe actief was geweest. Kokerbijlen werden in de Late Bronstijd(1100-700 v.C) in grote delen van Europa vervaardigd. Het noorden van ons land kende in die tijd een eigen bescheiden bronsindustrie. Het bijltype dankt zijn naam aan de holle vorm, die op de zijtak van een hoofdsteel kon worden bevestigd en met behulp van touw door het oortje werd vastgesnoerd. Zeldzaam zijn deze bijlen niet en het was dan ook meer de naam van de vindplaats die mijn belangstelling wekte: het Uddelerveen. Bij nader onderzoek bleek mij voorts dat in dit veen, reeds in de 19e eeuw, ook nog twee bronzen halsringen waren gevonden.
Op een toeristische kaart van de Veluwe zullen we het Uddelelerveen niet aantreffen, wel de naam van het dorpje Uddel dat midden op de Veluwe gelegen is. Hoog en droog gebied, zou je geneigd zijn te denken, maar de schijn bedriegt.
Even ten westen van Uddel liggen het Uddelermeer en het Bleke Meer. Beide plassen ontstonden in de laatste ijstijd toen zich hier in de bevroren ondergrond twee grote ijsmassa's hadden gevormd. Toen deze na de ijstijd waren gesmolten bleven er min of meer ronde depressies over die gevuld raakten met water. Aan de oever van het Uddelermeer vestigden zich later boeren van de trechterbekercultuur(de hunebedbouwers) en omstreeks 2500 voor Christus wierpen de bekermensen hier een grafheuvel op. Het Uddelerveen ontdekken we op een topografische kaart even ten noorden van het Blekemeer. Volgens de legenda bestaat het gebied nu uit weilanden. In de eerste helft van de 19e eeuw was het Uddelerveen echter nog een moeras.
Over de vondstomstandigheden van de kokerbijl is helaas niets bekend en het is een beetje speculatief om op grond van slechts een vondst de veenofferstraditie van Drenthe dan ook maar meteen op de Veluwe te veronderstellen.
Een tweede vondst lijkt echter ook in dit beeld te passen en wel het bronsdepot dat op het landgoed de Dellen bij Heerde is aangetroffen. Een bronsdepot is een groepje opzettelijk bijeen begraven bronzen werktuigen, wapens en/of wapens en sieraden. Sommige bronsdepots zijn door de eigenaar in noodsituaties aan de aarde toevertrouwd; de veendepot kunnen daarentegen gezien worden als offerdepots.
Ik gaf reeds aan dat de veldnaam 'del(len)' duidt op laaggelegen land. In dit geval is de exacte vindplaats bekend en wanneer ik deze locatie projecteer op een oude topografische kaart blijkt zich hier een piepklein moerasje bevonden te hebben.
Het bronsdepot dateert wederom uit de Late Bronstijd en bestaat uit een lanspunt, twee lansschoenen(die de onderzijde van de lanssteel verstevigden) en twee merkwaardige sieraden die de archeologen gemakshalve kledingnaalden genoemd hebben. Beide bestaan uit lange breinaaldachtige stelen met aan het uiteinde een holle bol waarin op onregelmatige afstanden gaatjes zijn aangebracht. In de bol bevindt zich een stukje brons dat tegen de bolwand aantikt wanneer het voorwerp heen en weer bewogen wordt. Ik wil niet uitsluiten dat het hier inderdaad om kledingnaalden gaat maar kan me ook heel goed voorstellen dat deze sieraden een rituele functie hebben gehad.
In Nederland zijn dergelijke vondsten uiterst zeldzaam en gezien het veelvuldig voorkomen ervan in verschillende delen van Duitsland, Zwitserland en Oost-Frankrijk,lijkt de conclusie gewettigd dat ze destijds uit een van deze gebieden geïmporteerd moeten zijn. Het depot van de Dellen mag zonder twijfel beschouwd worden als een offervondst.

De overgang van de stuwwal van de oostelijke Veluwe naar de aangrenzende IJsslvallei wordt gekenmerkt door steile hellingen. Tal van veldnamen in de vallei illustreren dat grote gebieden hier in het verleden een nat milieu kenden en er zullen ook zeker moerassen zijn geweest. De ontginning darvan vond niet eerder dan in de 19e eeuw plaats. Ondanks het ontbreken van prehistorische nederzettingen zijn toch her en der wat gebruiksvoorwerpen en sieraden uit de Bronstijd gevonden. Wellicht betreft het hier veenoffers.
Hetzelfde kan gezegd worden van vondsten uit het natte milieu van de Gelderse Vallei dat aan de westelijke Veluwe grenst. Ook hier kunnen vermoedens over veenvondsten geopperd worden.
In ieder geval mogen we aannemen dat het offeren van voorwerpen(en mensen?) in het veen niet uitsluitend in Drenthe plaatsvond. In Overijssel en de Achterhoek was dat vrijwel zeker ook het geval en ik verwacht dat een nadere bestudering van de bronsvondsten uit uit de voormalige moerassen van en langs de Veluwe eenzelfde conclusie zal opleveren.

BARDSEY EILAND, DE LAATSTE RUSTPLAATS VAN DE MAGIER MERLIJN

Bardsey Island ligt 3 mijl uit de kust van Noordwest Wales. De laatste bewoners vertrokken in 1925 om op het vasteland hun heil te zoeken. Tegenwoordig wordt Ynys Enlli, wat de Keltische naam is van het eiland, beheerd door de Bardsey Island Trust. Op hun website staat dan ook: 'Ymddiriedolaeth Ynys Enlli sy'n gyfrifol am reoli'r Ynys'. Het is maar dat u het weet.
De oude Kelten langs de Atlantische kusten hadden iets met de eilanden die ze in de ver in zee zagen liggen. Ze vertelden over de paradijselijke eilanden achter de westerse horizon. Je bleef daar jong en gezond. De dodelijk gewonde Arthur werd na zijn laatste veldslag per schip naar Avalon gebracht waar Morgana le Fay zijn kwetsuren zou verzorgen. Merlijn wilde, moe na vele jaren magie bedrijven, naar Ynys Enlli waar hij zich te ruste kon leggen in een magisch glazen kasteel. Daar werd hij omringd door negen metgezellen die hem verzorgden en er werd gewaakt over de 13 'Schatten van Brittanië'.
Toen de oude tovenaar was vergeten streken er Christenen neer op het eiland. Het verhaal gaat dat omstreeks het midden van de 6e eeuw St.Cadfan hier met zijn volgelingen een klooster stichtte.Het werd al snel als een heilig eiland gezien. Tal van koninklijke hoogheden werden er begraven en volgens de overlevering ook 20.000 heiligen.
Sommigen identificeren het eiland met Avalon waar Morgana le Fay met haar negen zusters in een Glazen Kamer leefde.
Het vroegmiddeleeuwse klooster maakte in de 13e eeuw plaats voor een abdij waarvan slechts ruïnes zijn overgebleven. In 1875 werd een kapel gebouwd die nog altijd voor gebed en meditatie wordt gebruikt.
De weinige huizen die nog op het eiland zijn werden gebouwd rond 1870 door de toenmalige landeigenaar, Lord Newborough. De Bardsey Island Trust beheert zeven voormalige boerenwoningen die nu als vakantiehuisjes verhuurd worden. In het zomerseizoen kunnen toeristen bij goed weer overgevaren worden. In de huisjes is geen electriciteit. Er is alleen koud bronwater waar zuinig mee omgesprongen moet worden. Er kan slechts een beperkte hoeveelheid voedingsmiddelen worden meegenomen. Soms kan de boot dagenlang niet uitvaren. Dan is Bardsey Island weer in zijn oorspronkelijke element, overgeleverd aan de elementen, een plek waar Merlijn zich met zijn schatten terecht veilig wist.

donderdag 23 januari 2014

OUDE SAGEN EN LEGENDEN IN GELDERLAND

Uit het oude Gelderland zijn honderden oude sagen en legenden overgeleverd. Sommige zijn al oeroud en gaan terug tot voorhistorische tijden. Verhalen over witte wieven, die zich vooral in de Achterhoek afspelen, ontstonden al in de Bronstijd. Vaak gaan ze over door drank overmoedig geworden boeren die de wieven uitdagen en vervolgens moeten hollen voor hun leven om aan hun wraak te ontkomen. Er zijn echter ook verhalen bekend waarin witte wieven boeren helpen bij de oogst en kraamvrouwen bij de geboorte van een kind. Een enkele maal ontvoerden ze vrouwen of kinderen. Witte wieven woonden in prehistorische grafheuvels en moerassen en ze waren wellicht oorspronkelijk priesteressen en bewaaksters van de toegang naar de Andere Wereld. Veel oude overleveringen spelen zich af bij kastelen. Menige plas langs de rivieren herinnert aan de ondergang van een kasteel waarvan de ridder het te bont hadd gemaakt of wat al te krijgslustig was geweest. Ze verdwenen pruttelend in de diepte. Hetzelfde gebeurde met kloosters waarvan de monniken de geloofsgeloften niet meer naleefden en een losbandig leven leidden. Zo herinnert het Solse Gat op de Veluwe aan een lang geleden verzonken klooster. Bij Didam in de Liemers lag eens het trotse kasteel de Nevelhorst waarvan de kasteelheer ter kruistocht naar het Heilige Land was gegaan. Jarenlang wachtte men op zijn terugkomst totdat men wel moest aannemen dat hij in de strijd gevallen was. Van alle kanten werd de kasteelvrouw gemaand om toch opnieuw te trouwen om het bezit van het kasteel veilig te stellen. Juist voordat dit plaats zou vinden keerde de verloren gewaande kruisridder als geharnast skelet terug en nam zijn onvoorzichtige echtgenote mee naar de peilloze diepten onder het slot. Bij Staverden op de Veluwe zwerft 's nachts nog altijd een zwarte vrouw bij de slotgracht rond, ooit de weduwe van een machtige burchtheer die lafhartig door een tegenstander was vermoord. Bij kasteel Biljoen dichtbij Velp wordt soms de ijle gedaante gezien van een jonkvrouw die door een hooghartige ridder verstoten werd en van liefdesverdriet zich in het donkere water rond zijn kasteel stortte.

maandag 20 januari 2014

RUIMTESONDE ROSETTA OFTEWEL RUIMTE EN TIJD

Vandaag wordt vanaf de aarde de ruimtesonde Rosetta geactiveerd na bijna duizend dagen vrijwel afgekoeld door ons zonnestelsel te hebben gevlogen. Rosetta werd in 2004 gelanceerd, vloog enige malen om de zon en daarna om de aarde en Mars om snelheid voor de verdere reis te maken naar de komeet Churyumov-Gerasomenko. Voorbij Mars konden de zonnepanelen steeds minder energie opnemen en konden alleen de computer en verwarming nog functioneren. De sonde legde ruim 800 miljoen kilometer af, ruim vijf keer de afstand naar de zon. Inmiddels is Rosetta de zon weer zover genaderd dat de zonnepanelen weer geactiveerd kunnen worden en dat gebeurt dus vandaag. In het najaar zal de komeet bereikt worden en als alles goed gaat zal een satelliet van de sonde dan landen op dit hemellichaam van enige kilometers doorsnede. De satelliet zal oppervlaktemonsters nemen en de op aarde onderzochte resultaten zullen mogelijk inzicht geven in het ontstaan van het heelal.Deze ongelooflijke expeditie vindt plaats 57 jaar na het lanceren van de Spoetnik, het eerste ruimtevaarttuig. Tijd en ruimte lijken steeds meer betrekkelijke begrippen te worden. Toen Jules Verne in 1870 schreef over een reis naar de maan werd zijn boek naar het rijk der fabelen verwezen. In 1903 steeg het eerste gemotoriseerde vliegtuig op in North Carolina. De afgelopen decennia zijn er supernova's, zwarte gaten en planeten bij verre sterren ontdekt en verschijnen er regelmatig foto's van het vroegste stadium van het heelal. Ook over ons eigen bestaan op aarde leren we steeds meer. Leerde ik ooit dat de hunebedbouwers de eerste bewoners van ons land waren, tegenwoordig weten we dat de oudste menselijke sporen in Nederland ongeveer 300.000 jaar oud zijn. Omstreeks 2000 voor Christus maakte de Nederlandse delta deel uit van een uitgebreid handelsnetwerk dat zich over West-Europa en het westelijk deel van de Middellandse Zee uitstrekte. Gereedschappen en sieraden van brons, goud en barnsteen werden over enorme afstanden en daarmee ook de toepassing van grafvormen en -rituelen. Het Engelse Stonehenge vormde een van de knooppunten in dit indrukwekkende netwerk. In de Bronstijd breidde dit netwerk zich uit tot het Mykeense Griekenland. Toen de Romeinen veel later de oversteek naar Brittannie wilden maken werden zij geconfronteerd met stammen die al eeuwenlang in volwaardige schepen de Atlantische kusten bevoeren. Keltische mythen uit die tijd maken gewag van de Westelijke Paradijselijke Eilanden en mede daardoor vonden Ierse monniken in de Vroege Middeleeuwen, Vikingen en uiteindelijk ook Columbus hun weg naar de Nieuwe Wereld. Rosetta was overigens ook de plaats waar een inscriptie-steen werd gevonden waardoor het oude Egyptische hieroglyphenschrift vertaald kon worden.

zaterdag 18 januari 2014

DE OUDE GRIEKEN IN GROOT BRITTANNIE?


Schriftelijke berichten uit de Oudheid over Stonehenge ontbreken helaas. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat de Carthagers, en wellicht ook de Grieken Groot Brittannië bezocht hebben vanwege de aanwezigheid van tin in Cornwall. Een zekere Hecateus van Milete, die omstreeks 500 voor Christus leefde en rond 40 voor Christus door Diodorus van Sicilië geciteerd werd, gaf een beschrijving van een ronde tempel die aan Stonehenge doet denken.

'Schuin tegenover Keltisch Gallië ligt een eiland in de Oceaan, niet kleiner dan Sicilië, dat zich naar het noorden toe uitstrekt en door de Hyperboreërs wordt bewoond, die hieraan(wonend boven de noordenwind) hun naam ontlenen. Op dit eiland heerst een prettige temperatuur, de bodem is er rijk, grote vruchtbaarheid doet alles er weelderig wassen zodat het land twee oogsten per jaar oplevert. Volgens de overlevering werd hier Latona geboren en daarom vereren de bewoners Apollo meer dan welke godheid ook. Men kan rustig zeggen dat allen priesters zijn, want dagelijks wordt hij in lofzangen verheerlijkt en wordt hem op vele andere manieren overvloedig eer bewezen.

Op dit eiland verrijst een fraaie ingesloten ruimte in de bossen, een merkwaardige tempel, geheel rond van vorm, door wijgaven opgeluisterd, die aan Apollo gewijd is. In de nabijheid treft men een stad aan, dezelfde god toegewijd, waarvan de meeste inwoners op de harp spelen. Onafgebroken roeren zij in de tempel de snaren en richten er lofliederen tot de godheid, waarin zijn daden worden verheerlijkt. De Hyperboreërs maken gebruik van een vreemd klinkende taal en koesteren grote genegenheid voor de Grieken, vooral voor de Atheners en de Deliërs, hetgeen uit een ver verleden stamt.'