dinsdag 6 april 2010

KATO ZAKROS, EEN MINOÏSCHE PALEISRUÏNE ZONDER TOERISTEN

Ongeveer dertig jaar geleden bezocht ik de Griekse tempelruïnes bij Agrigento op Sicilië. De nog altijd indrukwekkende restanten bevinden zich op een plateau vanwaar men een prachtig uitzicht heeft op de zee die het eiland van de Afrikaanse kust scheidt. Op ongeveer 300 kilometer afstand aan de overzijde van het water lag ooit de vermaarde havenstad Carthago waarmee eerst de Grieken en later de Romeinen eeuwenlang oorlog voerden om de hegemonie van het westelijk deel van de Middellandse Zee.
Wie weet nog dat Sicilië en een groot deel van Zuid-Italië destijds vrijwel uitsluitend door Grieken bewoond werden. Hun gebied werd bezet door de Romeinen en Carthago werd na drie uitputtende oorlogen verwoest. De Middellandse Zee werd de Mare Nostrum, de zee van de Romeinen.
Aan dit alles moest ik denken toen ik jaren later vanaf Ierapetra in zuidoost-Kreta op weg was naar Kato Zagros, een minoïsch paleis in het uiterste oosten van het eiland. In tegenstelling tot de bekende paleizen als Knossos en Phaistos was het pas laat, in de jaren vijfig van de vorige eeuw, ontdekt, lag het zeer afgelegen en waren toeristen er nog uiterst zeldzaam. Mijn auto, gehuurd via een fly-drive-arrangement zou in Nederland waarschijnlijk niet door de keuring zijn gekomen maar hield zich gedurende twee weken wonderwel goed. De verhuurder op het vliegveld verspilde niet veel tijd aan de tijdelijke overdracht en riep me toe dat ik de sleutel bij terugkomst maar onder de bestuurdersstoel moest leggen; hij ging er dus vanuit dat het voertuig het wel redden zou. Een geruststellend gevoel.
Via gewone wegen naar je vakantieplaats van bestemming rijden is een ding, om vervolgens urenlang over onverharde wegen met haardspeldbochten door een bergachtig landschap zonder enige begroeiing en bewoning te rijden is wat anders. Er kwam geen eind aan en ik vroeg me regelmatig af waar ik aan begonnen was. Gelukkig was de tank vol benzine want zowel op de heen- als terugweg kwam ik geen benzinepomp tegen.
Plotseling kwam er een eind aan het door de zon droog- en levenloos gestoofde landschap. Ik zag de zee tussen de rotsachtige heuvels door aan de horizon, als een welkome azuurblauwe gloed. Er volgde een eindeloos lijkende afdaling vol haarspeldbochten waarbij de zee ineens het hele oosten bleek te vullen en de kust heel erg diep beneden mij lag.
Na ruim een kwartier eindigde de laatste bocht en even later stond ik stil bij de ruïnes van Kato Zakros. Ik draaide het contactsleuteltje om en plotseling was het vrijwel doodstil. Alleen het ruisen van de zee klonk op de achtergrond. Er was helemaal niemand, geen enkele toerist. Arwanend keek ik lang de bruine hellingen omhoog of er niet ergens een bus kwam aanrijden maar dat was niet het geval. De bomen en begroeiing reikten niet verder dan enige honderden meters landinwaarts; daarachter was alleen nog gesteente en steengruis, zover het oog reikte.
En toch was er water. Vlak bij de koninklijke vertrekken van het paleis was een uitstekend geconserveerd bekken dat gevoed werd door een bron die nog steeds stroomde. Er waren ook werkplaatsen en magazijnen, althans de vloeren en muren die er van overgebleven waren.
Het was een ongekende luxe om hier alleen rond te kunnen lopen. De lucht trilde van de hitte en ik hoorde het gesjilp van talloze krekels.
Ruim 3500 jaar geleden was het een drukte van belang rond het welvarende paleis. In de mooie baai arriveerden regelmatig schepen uit Egypte en de Levant met allerlei goederen waarop de Kretenzers dol waren. Omgekeerd stuurden zij ook hun schepen de zee op om op verre kusten handel te drijven. Eeuwenlang kenden de bewoners hier grote welvaart.
Na verloop van tijd kwamen er rampen over Kreta. Enorme vloedgolven als gevolg van een grote vulkaanuitbarsting op het noordelijker gelegen eiland Thera(Santorini) hebben mogelijk grote schade op Kreta aangericht. Ook worden invallers uit Mykene, de stad van Agamennon, als de boosdoeners gezien. Hoe dan ook, Kato Zakros verdween abrupt van de kaart. De bewoners vluchtten en keerden nooit terug. De plek werd sindsdien gemeden en er werd nooit meer gebouwd. Kato Zakros werd als laatste van de belangrijke minoïsche paleizen ontdekt in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Er kwam een overvloed aan vondsten tevoorschijn zoals geen enkel ander paleis heeft opgeleverd. Zoals op vrijwel elke vindplaats uit de antieke wereld zijn de paden en bermen bij ruïnes bezaaid met potscherven. Er zijn er zoveel dat de archeologen ze niet eens meer oprapen.
Ik keek nog lang uit over zee in een poging om me voor te stellen hoe het hier ooit was.
Ik hoop dat de overheid Kato Zagros laat voor wat het is. Geen asfaltwegen, vakantieparken en jachthavens. Voor deze plek moet je een echte ontdekkingsrit over hebben.