maandag 19 december 2016

LEZING: TOVERIJ EN TOVERESSEN

Lezing:Toverij en toveressen. In heksenprocessen werd tot omstreeks 1600 zelden het woord ‘heks’ gebruikt. De vrouwen, bijna nooit mannen in Nederland, die van kwade toverij werden beschuldigd, werden vrijwel altijd toveressen genoemd. In Nederland werden ongeveer 250 vervolgden tot de brandstapel veroordeeld tussen 1470 en 1620. Vaak was er sprake van een kortstondige en lokale heksenjacht en veelal vond die plaats in tijden van rampen: oorlogen, stadsbranden, epidemieën, misoogsten en overstromingen (klimaatverslechtering). Toveressen werden als zondebokken aangemerkt. Ze hielpen bij ziekten en bevallingen en leefden meestal op afgelegen plaatsen. Om hun vaak zware leven enigszins te verlichten gebruikten ze moederkoorn en vliegenzwammen niet alleen als medicijn maar ook zelf om even de waan van alledag te kunnen ontvluchten. Ze voelden zich dan in een andere wereld wat door hun vervolgers werd uitgelegd als reizen naar de duivelse sabbat. Al in het vroege christendom beweerden mannen als Paulus dat vrouwen ondergeschikt aan hen waren en zich niet in het openbaar mochten uiten. Uiteindelijk leidde dat in Late Middeleeuwen tot de heksenwaan met talloze slachtoffers. In Nederland was in de 16e eeuw de arts Johan Wier de eerste die zich in woord en geschrift verzette tegen de vervolgingen van onschuldige vrouwen. Opvallend is dat hij een leerling was van Cornelis Agrippa, de raadsheer van keizer Karel V, die ook als magiër en alchemist bekend is geworden. Het gebruik van moederkoorn was al vanaf de IJzertijd bekend; de maaginhoud van veel veenlijken in Noordwest-Europa uit deze periode toont sporen hiervan aan. Er zijn meer subtiele sporen van tradities die tot het eind van de laatste IJstijd teruggaan en door de eeuwen heen overgedragen lijken te zijn tot in de tijd van de toveressen. Lezing: ‘Toverij en toveressen, achtergronden van heksenvervolging in Nederland’. Volksuniversiteit Arnhem. Aanmelding van tevoren. Maandag 16 januari 2017, 14-16 uur. Locatie Rozet-Kortestraat 16 Arnhem (5 minuten lopen vanaf het Centraal Station)

vrijdag 16 december 2016

DE GEHEIMZINNIGE PICTEN




Alhoewel Julius Caesar tot twee maal toe slag had geleverd met zijn legioenen in Brittannië zou het tot 43 na Christus duren alvorens de Romeinen begonnen met de onderwerping van dit eiland. Keizer Claudius zelf gaf daartoe het startsein. De weerstand van de Keltische Britten bleek hardnekkiger te zijn dan die waarop de Romeinen ruim een eeuw eerder in Gallië waren gestoten. Ook daar hadden de Kelten bijna tien jaar lang massaal verzet geboden tegen de vreemde overheersing totdat zij murw gevochten het hoofd in de schoot moesten leggen. In Brittannië had men een langere adem. Veroverde en ogenschijnlijk gepacificeerde gebieden kwamen plotseling weer in opstand tegen het nieuwe gezag. De legioenen marcheerden kriskras over het eiland om de ene na de andere rebellie neer te slaan.
Pas onder Agricola, die stadhouder was van Brittannië in de periode 78-84 na Christus waren de Romeinen zover noordwaarts opgerukt dat zij een poging konden wagen om het gebied dat nu Schotland heet te veroveren. Daar woonden de Caledonische Kelten. Binnen vier jaar werden hun stammen verslagen in de slag bij Mount Graupius en heel Brittannië leek veroverd te zijn. Agricola werd door Domitianus terug geroepen en binnen een generatie trokken de Romeinen zich terug tot de lijn Tyne-Solway, waar in de jaren 122-138 de bekende muur van Hadrianus werd gebouwd. Deze muur bleef bijna drie eeuwen lang de grens van het Romeinse Rijk in dit gebied.
Onder Antonius Pius, de opvolger van Hadrianus, probeerden de Romeinen opnieuw Schotland binnen te dringen. In 142 was Zuid-Schotland weer veroverd en werd langs de Forth-Clyde lijn de Antoniusmuur gebouwd. In 180 na Christus werd de Hadrianusmuur door verschillende stammen uit het noorden overschreden. De invallers richtten veel schade aan en versloegen meerdere Romeinse legers. Pas in 208 werd door keizer Septimus Severus een adequate tegenaanval ingezet. Hij forceerde een overwinning maar overleed reeds drie jaar later in York. Zijn zoon Caracalla trok zich met zijn troepen uit het veroverde gebied terug.Daarmee kwam een eind aan de laatste omvangrijke Romeinse poging om Schotland te veroveren. De Muur van Hadrianus werd opnieuw de rijksgrens. Minstens vier forten bleven in Zuid-Schotland behouden waardoor men toch nog enige invloed op het gebied hield Overigens was de verder vrijwel zonder incidenten.

In 297 noemen de Romeinen voor het eerst een nieuwe natie in het noorden, die van de Picten, de opvolgers van de Caledoniërs en hun bondgenoten. In de 4e eeuw zouden de Romeinen en Picten regelmatig met elkaar in botsing komen De keizers Constantius Chlorus en Julianus streden met wisselend succes tegen hen.
De Picten lijken uit het niets tevoorschijn te zijn gekomen. Vrijwel zeker mag worden aangenomen dat zij voortkwamen uit de oorspronkelijke bevolking van Schotland en dat ze voornamelijk in het oostelijk deel van het land gevestigd waren. Van nieuwkomers of invloeden van overzee lijkt geen sprake te zijn. Wellicht vormden zij een bundeling van Caledonische stammen die inzagen dat de Romeinse dreiging slechts door vereende krachten kon worden weerstaan.
Eenmaal uitgestreden tegen de Romeinen zagen zij zich geconfronteerd met vanuit Ierland binnengevallen Scoten die het land uiteindelijk zijn naam zouden geven. Na de krijgers van het 'groene eiland' volgden de tot het Christendom bekeerde Ieren. Vier eeuwen later verdwenen de Picten uit de geschiedenis. In het land waar zij woonden lieten ze talloze stenen achter met mysterieuze inscripties, vrijwel de enige tastbare bewijzen voor het feit dat ze ooit bestonden.

zondag 20 november 2016

OP REIS DOOR SCHEMERGEBIEDEN IN DE HISTORIE

Dagelijks bereikt ons nieuws over bijzondere gebeurtenissen of voorvallen uit de hele wereld. Sommige nieuwsfeiten zullen in de geschiedenisboeken terecht komen, andere zijn spoedig uit het collectieve geheugen verdwenen. Sensationele berichten zijn in toenemende mate onderhevig aan erosie van belangstelling. We worden overspoeld met spectaculair nieuws en vroeg of laat kijken we steeds kritischer en selectiever naar al die zogenaamde hoogtepunten in de actualiteit. Ondertussen dreigen echt belangrijke berichten van meer duurzame aard aan onze belangstelling te ontsnappen en op de achtergrond te geraken. Bijna dagelijks worden er interessante archeologische en historische ontdekkingen gedaan maar verreweg de meeste komen zelden in het nieuws. Dat is jammer omdat het vaak gaat om vondsten die een heel nieuw licht doen schijnen op culturen en hun prachtige, maar ook bizarre uitingen: soms dichtbij huis en een andere keer op slechts enige honderden kilometers afstand. Vaak zijn ze met raadsels omgeven: mystiek, magie en occultisme. Sommige vondsten gaan niet verder terug dan enige generaties geleden, andere stammen uit in nevels gehulde episoden van de prehistorie, soms gelegen in desolate gebieden. Van nu af aan neem ik je in mijn verhalen mee op mijn reizen door de schemergebieden van de historie. In tal van archieven en bibliotheken liggen geheimzinnige documenten of manuscripten op ontsluiting of vertaling te wachten. Menige bekende archeologische vindplaats is slechts ten delen blootgelegd. In de nog niet blootgelegde terreinen bevinden zich talloze objecten en fundamenten die ons beeld op het verleden danig kunnen veranderen. Ik ga er naar op zoek, Kriskras door Europa en rond de Middellandse Zee. Volg deze blog en je zult er versteld van staan hoeveel van het verleden nog verborgen of moeilijk toegankelijk is. Soms kunnen museumcollecties plotseling onttrokken worden aan het oog van de museumbezoeker, bij voorbeeld als er tijdens bezuinigingen besloten wordt om een museum op non-actief te stellen wat in de praktijk meestal betekent dat de beherende organisatie wordt opgeheven en de collectie achter slot en grendel gaat. Zoiets overkwam het Historisch Museum Deventer dat al sinds 1915 was ondergebracht in de monumentale Waag op de Brink. Prachtige schilderijen het stads- en IJsselgezichten, archeologische vondsten uit de binnenstad en aangrenzende Colmschate, waar een prehistorische nederzetting was opgegraven, zilverwerk en objecten van de industriële historie verhuisden naar depots in Zwolle. Een andere keer komen bij grootschalige opgravingen plotseling talloze sporen en gebruiksvoorwerpen van vroegere bewoning aan het licht zoals gebeurde tijdens de aanleg van de Betuwelijn. Er werden nederzettingen en graven uit de Nieuwe Steentijd, Bronstijd en IJzertijd gevonden en overblijfselen van Bataafse en Romeinse bewoning. Het ging om vele tientallen vindplaatsen langs het hele tracé van de spoorlijn. Veel kastelen verdwenen, meestal door oorlogshandelingen, in een tijd waarin dergelijke gebouwen nog niet werden geschilderd of getekend (dat begon pas echt in de 17e eeuw. Van slot Kell bij Doesburg bleef alleen maar een muurtje bewaard. Aan andere burchten herinneren alleen nog oude overleveringen zoals die van het slot de verloren gewaande kruisridder bij het plaatsje Didam in de Achterhoek. Wat verder te denken van andere plekken waaraan geheimzinnige sagen verbonden zijn zoals de Duivelssteen bij De Steeg op de Veluwe waar soms een merkwaardig licht gezien wordt. Het verleden kan in je achtertuin verborgen liggen, maar ook op eenzame heidevelden of bij ondoordringbare moerassen. Soms moet je er lang voor reizen om het te vinden en soms is het na lang zoeken te vinden in het gemeentearchief van je eigen woonplaats.

vrijdag 18 november 2016

DUISTERE RITUELEN IN HET VERLEDEN

In de jaren tachtig van de vorige eeuw las ik een aantal artikelen over archeologische ontdekkingen in Noordwest-Europa die mijn beeld tot dan toe van een idyllische prehistorische samenleving voorgoed verpulverden. Oudheidkundigen uit Duitsland, Oostenrijk en (toen nog) Tsjecho-Slowakije schreven over grootschalige mensenoffers tijdens het Neolithicum, de Bronstijd en IJzertijd en illustreerden hun theorieën met foto's die nauwelijks twijfel lieten bestaan over de bloeddorstige praktijken die in het verre verleden gangbaar waren. In Engeland was ik al eerder bewijzen van dergelijke praktijken op het spoor gekomen maar door deze nieuwe vondsten bleek dat ze ook in Noordwest- en Midden-Europa werden toegepast gedurende vele eeuwen. Ik nam contact op met de auteurs die blij waren dat ik er aandacht aan wilde besteden en enige van hen nodigden me uit om hun resultaten te komen bekijken. Mijn eerste reis ging naar Bonn waar in het Landesmuseum een deel van de in de 19e eeuw verworven collectie bodemvondsten opnieuw werd bestudeerd waarbij menselijke skeletdelen aan het licht waren gekomen die duidelijke sporen van geweld vertoonden. Samen met collega Helmuth Reichmann bekeek ik de scherp gevormde letselschade aan schedels en ribben; ze bewezen dat de slachtoffers de aanslag op hun leven met de dood hadden moeten bekopen. De overblijfselen waren in een offerput in de Eifel gevonden. Over de vondstomstandigheden was nauwelijks iets bekend. Op grond van recente opgravingen kon mijn collega bevestigen dat het hier inderdaad om de resten van geofferde mensen ging. Die conclusie kon destijds nog flinke kritiek van vakgenoten ontlokken. Tegelijkertijd kwamen andere archeologen in Nederland, Duitsland, Engeland en Denemarken bij hun onderzoek van veenlijken steeds vaker tot de conclusie dat het niet om gestrafte mensen ging maar om slachtoffers van offerpraktijken: de boodschappers die naar de goden werden gestuurd. Twee dagen later vervolgde ik mijn reis naar Asparn an der Zaya in het noordoosten van Oostenrijk waar in 1983 een nederzetting van de bandkeramische cultuur uit het Vroege Neolithicum was opgegraven. Het was de eerste landbouwerscultuur van Midden- en Noordwest-Europa die ook in Zuid-Limburg is aangetroffen. In graven waren schedels met sporen van dodelijke verwondingen vastgesteld die onder andere door stenen bijlen veroorzaakt waren. In totaal ging het om ongeveer 100 slachtoffers. Deze massamoord betekende het einde van de nederzetting die kort tevoren, tijdens de laatste fase van de cultuur, nog versterkt was. Onderweg in de trein las ik het macabere opgravingsverslag. Later bekeek ik in het museum van Asparn an der Zaya de trieste resten van de dorpsbevolking van zes duizend jaar geleden. De door bijlen toegebrachte wonden waren onmiskenbaar en men had zelfs nog enige van deze moordwapens terug gevonden. Ik sprak met conservator Gabrielle Reiner over de bizarre vondsten. We hadden beiden geen logische verklaring voor een massamoord in deze fase van de prehistorie. Later leerde ik door vele nieuwe archeologische ontdekkingen dat massamoorden en mensenoffers in het verre verleden niet ongebruikelijk waren.

zondag 6 november 2016

DE STEEN OVER TIR NA NÓG

Ver weg, op Lewis, een eiland van de Outer Hebrides, ligt een steen met een oeroude tekst begraven, dichtbij de beroemde Callanish Stones. Barden zingen over die steen, ze kennen zelfs de woorden die erop geschreven staan, maar ze zwijgen over de plaats van de steen, omdat de woorden toegang geven, tot het geheimzinnige land Tir na nÓg, het elfenland achter de westerse horizon. De Outer Hebrides zijn in deze tijd in de greep van de elementen, wilde zeeën en stormen belagen de eilanden en het wordt er steeds vroeger donker, ook al wordt de hemel 's avonds in vuur en vlam gezet door de wervelende kleuren van het noorderlicht. De bewoners trekken zich al vroeg terug in huizen om zich bij het knetterende haardvuur te warmen. Soms wordt er heel even gesproken over de ergens in de veengrond verborgen geheimzinnige steen en dan lijkt het alsof een koude bries door de cottages gaat en er wordt weer gezwegen...............

maandag 31 oktober 2016

maandag 10 oktober 2016

DE FASCINERENDE WERELD VAN STONEHENGE


Op een zomerse dag is het al vrij laat in de avond als de stilte over de vlakte van Salisbury Plain in Zuid-Engeland neerdaalt. De laatste zonnestralen verlichten nog even de westelijke monolieten van het beroemde Stonehenge, maar donkere schaduwen hebben al bezit genomen van de rest van de steenkring. Het is bijzonder om er op dit tijdstip te zijn. De toeristen zijn vertrokken en er passeren nog maar weinig auto's
In het weinige licht dat er nog is dwingt het silhouet van dit bijzondere monument nog altijd ontzag en bewondering af. Er is heel veel geschreven over het hoe en waarom van Stonehenge maar als je er 's avonds laat vrijwel alleen naar staat te kijken lijkt het alsof je even een beetje in de huid van de bouwers kunt kruipen. Als je je alleen al probeert voor te stellen hoe de stenen over enorme afstanden naar deze plek werden getransporteerd, en vervolgens bewerkt en opgericht werden met de beperkte middelen van destijds, moet je al vaststellen dat dit een prestatie is waarvan we ons de impact nauwelijks kunnen voorstellen. De grootste stenen van gemiddeld 50 ton werden over een afstand van 40 kilometer versleept, de veel kleinere 'blue stones' werden uit Wales gehaald. We praten over ruwweg 2000 voor Christus..............
Er zijn meer vragen dan antwoorden. Hoe lang duurde het transport van de stenen, wie hadden de leiding en wat beoogde men met deze gigantische onderneming?
De aanwezigheid van talloze grafheuvels en andere indrukwekkende overblijfselen in de omgeving uit de tijd van de bouwers van Stonehenge maakt duidelijk dat de steenkring onderdeel was van een enorm sacraal landschap.
Vondsten in de omringende grafheuvels wezen uit dat de bouwers van Stonehenge intensieve handelscontacten onderhielden met een groot deel van Europa. Dichtbij Stonehenge werd recentelijk het graf blootgelegd van een handelaar die uit het noordelijke Alpengebied afkomstig was. Stonehenge was een plek waar goederen, ideeën en religieuze gebruiken uit diverse landen
samen kwamen.

Het oudste Stonehenge dateert van 3000 voor Christus toen er een cirkelvormige greppel met aarden wal werd aangelegd. Het Stonehenge zoals wij dat kennen kwam omstreeks 1000 jaar later tot stand en bleef ruim 500 jaar in gebruik. Waarschijnlijk maakten later de keltische druïden er gebruik van bij hun seizoenvieringen. Daarna geraakte het in de vergetelheid totdat in de 12e eeuw de kroniekschrijver Geoffrey of Monmouth schreef dat de magiër Merlijn de steenkring vanuit Ierland naar zijn huidige lokatie had verplaatst. Talloze theorieën over de mogelijke bouwers passeerden in de opvolgende eeuwen de revue. De afgelopen decennia brachten archeologen de bouwfasen van Stonehenge gedetailleerd in beeld.
Sinds enige jaren vindt er op grote schaal onderzoek plaats in de wijde omgeving van het monument met verrassende resultaten. Al snel werd vastgesteld dat de bodem in en rond Stonehenge honderden graven bevatte; veel meer dan eerder voor mogelijk was gehouden. Ook bleek dat de 'blue stones ' niet zo maar uit Wales waren gehaald. Er zijn aanwijzingen gevonden dat de bouwers veronderstelden dat er geneeskrachtige werking van deze stenen uitging en verhalen daarover worden nog steeds in Wales verteld. Zeer recent zijn sporen van een 'blue stone'-henge gevonden op 900 meter afstand van Stonehenge; een ontdekking die in deze context uiterst belangrijk is.
Een andere vondst die onlangs de internationele pers haalde bestond uit sporen van een houten
cirkel nabij de Avon. Zoals gezegd werden de 'blue stones' via dit riviertje aangevoerd. Rivieren waren bij de Kelten en misschien ook al bij de bouwers van Stonehenge toegangspoorten tot de Andere Wereld. Het is dan ook niet voor niets dat de processieweg die bij de 'heelstone' van Stonehenge begon met een grote boog bij de Avon uitkwam.
Stonehenge blijkt niet alleen maar aangelegd te zijn om de seizoenen in steen te kunnen markeren en evenmin was het vooral bedoeld als 'symbol of power' van de lokale machthebbers van destijds. In Stonehenge werden leven en dood vorm gegeven in steen, hout en aarde en zo kreeg ook het omringende landschap gestalte.

maandag 12 september 2016

EEN BLOEDDORSTIGE GRAVIN

In de Kleine Karpaten ligt, niet ver van de grens met Tsjechië, het Slowaakse dorpje Cachtice. Deze plaats zal maar weinig mensen iets zeggen en is dan ook allerminst een toeristische bezienswaardigheid. Dat er toch regelmatig bezoekers verschijnen heeft dan ook een andere oorzaak: een kasteelruïne, die enige kilometers ten noordwesten van Cachtice gelegen is. Vier eeuwen geleden stond hier een onneembaar slot waar Elisabeth(Erzsebet) Bathory resideerde. Zij is de geschiedenis in gegaan als de bloedgravin die honderden meisjes martelde en vermoordde.

Kasteel Cachtice maakte in de Middeleeuwen deel uit van een serie versterkingen aan de westgrens van het Koninkrijk Hongarije. Door oorlogshandelingen in 1670 en 1708 raakte het slot zwaar beschadigd en verviel daarna tot een ruïne. Een 19e eeuwse foto toont grauwe muurresten op een boomloze heuveltop, een desolaat oord dat beelden op roept van een gruwelijke voorgeschiedenis.
Niet voor niets is deze bloeddorstige gravin vaak in een adem genoemd met de 15e eeuwse heerser over Walachije in Roemenië, Vlad Tepes, die we beter kennen als graaf Dracula. Vast staat dat telgen van beide adellijke geslachten in hun turbulente tijd, vol oorlogshandelingen, met elkaar van doen hebben gehad.
Elisabeth Bathory werd geboren in 1560. Haar ouders behoorden tot de oudste en rijkste families van Hongarije. In 1575 huwde ze met Ferencz Nadasky die in 1578 legeraanvoerder werd van de Hongaarse troepen in hun oorlog tegen de Turken, die toen tot in Midden-Europa waren doorgedrongen. Nadasky was een moedige maar ook wrede legeraanvoerder. Zijn huwelijksgeschenk aan Elisabeth was kasteel Cachtice dat hij vlak voor zijn dood(1604?) kocht voor 36.000 goudstukken van keizer Rudolf ll.
In Elisabeth's milieu zouden al vroeg duistere personen zijn opgetreden. Een oom was bekend als duivelsaanbidder en sommige andere familieleden waren krankzinnig of pervers. Een manlijke bediende bracht haar in occulte sferen en een tante zou haar de 'genietingen' van martelingen hebben bij gebracht.

Wanneer Elisabeth met haar eigen duistere praktijken begonnen is, is onbekend. Ze moet een mooie en intelligente vrouw geweest zijn die bang was om ouder te worden. Ze had een bijna transparante huid die sterk contrasteerde met haar donkere haar. Haar originele portret van 1585, dat daarna vaak gekopieerd werd, is verloren gegaan.
Volgens een hardnekkig verhaal sloeg ze een van haar bediendes eens zo hard dat ze het meisje ernstig verwondde waardoor er bloedspatten op haar huid kwamen. Het viel haar later op dat die plekken er jonger uit leken te zien waardoor er bij haar een waanidee ontstond dat maagdenbloed haar jong kon houden.
Al snel bleken wrede vrouwen om haar heen bereid om haar te steunen in haar bloeddorstige denkbeelden. Zij stroopten de omgeving af op zoek naar boerenmaagden die ze op vreselijke wijze vermoordden zodat de gravin in hun bloed kon baden en ervan kon drinken.
Haar echtgenoot en familie schijnen op de hoogte te zijn geweest van haar gruwelijke praktijken maar grepen niet in. Het verhaal gaat dat de gravin haar kasteel niet meer kon verlaten zonder gewapend escorte omdat de onwonende boeren al lang angstige vermoedens hadden over het lot van hun verdwenen dochters. Er was voor hen niemand waarbij zij zich konden beklagen, laat staan dat ze een gravin konden beschuldigen.

Elisabeth werd op den duur overmoedig en liet ook dochters van aanzienlijke families, zogenaamd voor leerzame doeleinden, naar haar kasteel komen. De nieuwe slachtoffers werden op dezelfde beestachtige wijze behandeld en afgemaakt als de boerendochters eerder. Enige van hun dode lichamen werden over de kasteelmuur gegooid. Toen Elisabeth hiervan hoorde was het te laat. Dit keer ging het niet meer om simpele boerenmeisjes. Nu waren er adellijke slachtoffers in het geding en daarmee had ze een fatale grens overschreden.
Koning Mathias ll van Hongarije beval graaf Thurzo, Elisabeth's neef, om het kasteel te onderzoeken. Op 30 december 1610 vonden soldaten in en rondom het kasteeltientallen slachtoffers.
Er volgden processen met afschuwelijke getuigenissen. Elisabeth's medewerksters werden verbrand of onthoofd. Elisabeth zelf bekende geen enkele schuld. Ze werd ingemetseld in een kamer van haar slot met in de muur slechts een klein gat om haar van eten en drinken te kunnen voorzien. Op 21 augustus 1614, vier jaar na haar opsluiting, overleed ze.

DE OVERMOED VAN DE VROUWE VAN GRUNSFOORT

Lang geleden lang er aan de benedenloop van de Renkumse Beek op de Zuid-Veluwe een kasteel waar na vele ridders een jonkvrouw de scepter zwaaide. In tegenstelling tot haar voorgangers had ze nauwelijks oog voor het wel en wee van de bevolking. Ze was hard en wreed voor de bewoners van de povere boerenhofsteden en aangrenzende gehuchten. Ze was ook ijdel en pronkziek en tooide zich met dure gewaden en sieraden. Haar personeel wrong zich in allerlei bochten om bij haar in het gevlei te komen. Zo kwam haar klerk op een zeker moment op het idee om voor haar een tapijt aan te schaffen dat, uitgerold, reikte van het kasteel tot aan de kerkdeur; zo kwamen haar schoenen niet meer in aanraking met het grove zand dat door vele boerenkinkels betreden werd. De jonkvrouwe voelde zich zeer gestreeld en haar verwaandheid nam vanaf dat moment alleen nog maar toe. Een oude grijsaard die haar waarschuwde om de aarde niet te verachten negeerde zij totaal. Zo liep zij nog vele jaren over het tapijt naar de kerk. Toen ze uiteindelijk stierf werd ze met veel vertoon begraven. De volgende dag stond haar kist echter tot ieders verbazing weer boven de grond. Tot twee maal toe werd ze opnieuw ter aarde besteld maar met hetzelfde resultaat. Toen herinnerden enigen zich de woorden van de oude grijsaard. De kist zou met paard en wagen, zonder koetsier, zijn weg vinden. Het paard rende in volle vaart langs de beek en de aangrenzende heide naar de sompige plek waar de waterloop ontsprong. Daar aangekomen steigerde het paard plotseling waardoor de kist van de wagen gleed, in het moeras terechtkwam en daarin langzaam pruttelend wegzonk. De aarde was niet goed genoeg geweest voor de jonkvrouwe en nu wenste de aarde haar niet op te nemen. Haar lot was de diepe bodem van een pikdonker moeras. Later, tijdens duistere avonden, zag menigeen haar aan de rand van de donkere poel vol vertwijfeling zitten. De plek heette sindsdien Quadenoord.

dinsdag 6 september 2016

DE ANDERE WERELD VAN DE KELTEN

De verhalen over de Andere Keltische Wereld zijn vermoedelijk al ontstaan toen het bouwen van de grote monumenten van enorme stenen, kalk en aarde voltooid verleden tijd werden. Na verloop van tijd raakten de bouwers en hun ideeën over heilige landschappen met hun ceremonies en rituelen in de vergetelheid. Vage herinneringen werden verhalen over een groots verleden en een volk dat overige magische krachten beschikte en daardoor het in hun tijd al oude land kon transformeren tot een wondere wereld waarin heilige plaatsen door onzichtbare, maar wel voelbare lijnen met elkaar werden verbonden. De bewoners moesten elfen geweest zijn die immers sinds mensenheugenis de plekken van de oude godenwereld bewoond hadden. Toen de Kelten de Britse eilanden bereikten troffen zij een land aan vol oeroude indrukwekkende monumenten en mythen over het alom aanwezige elfenvolk.

maandag 5 september 2016

DE EEUW VAN DE MAGIERS EN ALCHEMISTEN

De Eeuw van de Magiërs en Alchemisten. Het begon met een onderzoek voor mijn boek 'Toverij en toveressen, achtergronden van heksenvervolgingen in Nederland' (uitgeverij Fantastisch Verleden, Amsterdam). Ik was op zoek naar gegevens over Johan Wier, een Nederlandse arts die onder andere in Arnhem en Kleef werkte en één van de eerste wetenschappers was die zich afzette tegen de heksenvervolgingen, Ik ontdekte dat hij contacten had met personen die in de 16e eeuw behoorden tot de wereld van magiërs, alchemisten en occultisten. Enigen van hen waren zeer gewaardeerde adviseurs aan vorstenhoven. Er volgde een speurtocht naar de belangrijke steden in Europa van destijds: Leuven, Londen, Keulen, Praag en Krakow. Johan Wier werd in 1515 geboren in Grave. Hij leerde latijn in 's Hertogenbosch en Leuven en werd op 14-jarige student van Cornelius Agrippa, een Duitse magiër die zich bezighield met occultisme, astrologie en alchemisme. Dat lijkt merkwaardig in de 16e eeuw toen de vervolgingen van en heksen en andersdenkenden steeds heviger werden, maar wetenschappers die zich verdiepten in magie en occultisme stonden destijds in hoog aanzien. Agrippa was nota bene adviseur van keizer Karel V. Agrippa en Wier moesten in 1532 Antwerpen verlaten Agrippa voltooide in 1535 zijn boek over demonen en overleed twee jaar later tijdens een reis in Frankrijk. Wier studeerde medicijnen in Parijs en Orléans. Na een praktijk in Grave werd hij in 1545 benoemd tot stadsarts in Arnhem waar hij adviezen moest geven over hekserij. In die tijd was hij al een tegenstander van de heksenvervolgingen;de eerste in de lage landen. Er was volgens hem geen sprake van een verbond met de duivel omdat de 'toveressen' leden aan hallucinaties. In 1550 vertrok hij naar Kleef waar hij hofdokter werd voor de hertog van Kleef waar hij in 1570 werd opgevolgd door zijn zoon. Hij overleed in 1588 in Tecklenburg. Johan Wier was net alleen bijzonder omdat hij stelling nam tegen de heksenvervolgingen maar via Agrippa kwam hij ook in aanraking met vertegenwoordigers van een internationaal netwerk van magiërs en occultisten. Johan Wier was een leerling van Cornelis Agrippa (1486- 1535), een van de meest invloedrijke schrijvers van de Renaissance die ook arts, magiër, alchemist en occultist was. Zijn boek 'de occulta Philosophia' was in zijn tijd al beroemd en wordt ook nu nog geraadpleegd. Hij was bovendien adviseur van keizer Karel V, een van de machtigste Europese vorsten in de eerste helft van de 16e eeuw. De eveneens fameuze John Dee, raadsheer van de Engelse koningin Elizabet l, noemde Agrippa regelmatig in zijn publicaties en was in feite ook een volgeling van hem.

zondag 14 augustus 2016

DE KELTEN

In het midden van de 19e eeuw werden in het Oostenrijkse plaatsje Hallstatt bijna 900 graven blootgelegd van een bevolking die al sinds de 10e eeuw voor Christus mijnen groef in de nabijgelegen bergen waar zich kostbare zoutlagen bevonden. In de graven werden veel ijzeren wapens en werktuigen aangetroffen, zoveel dat archeologen later besloten om deze vondsten als de eerste karakteristieke bewijzen voor de IJzertijd aan te merken. Mijnwerkersgereedschappen diep uit de krochten van de aarde herinneren aan het zware werk dat hier verzet werd.
Met de vondsten uit Hallstatt traden de Kelten voor het eerst in het licht van de historie. Vanaf ongeveer 700 voor Christus zouden zij vanuit Oostenrijk en Zuid-Duitsland naar alle windrichtingen uitwaaieren, steeds verder op zoek naar nieuwe landbouwgronden. Zij vonden de ijzeren ploeg uit waardoor ook moeilijk bewerkbare bodems te lijf konden worden gegaan. Na vier eeuwen woonden hun nazaten langs alle westelijke kusten van de Atlantische Oceaan, van Ierland tot in Portugal. In het zuiden vond men hun nederzettingen tot in Noord-Italië en in het oosten tot diep in Turkije. Overal waren hun, soms kolossale heuvelforten en vorstengraven met rijke inhoud te vinden.
De Kelten waren niet uit op het stichten van een rijk. Elke stam had zijn eigen grondgebied en er was regelmatig onderlinge strijd. Zij hadden groot respect voor de hen omringende natuur die bevolkt werd door talloze goden en godinnen die in wouden, rivieren, meren en bergen huisden. Vooral in de Ierse en Welshe mythologie is veel bewaard gebleven van hun wereldbeeld en religie. Hun lot was dat in de eeuwen waarin zij een groot deel van Europa veroverden er in het zuiden een stad was die hetzelfde doel voor ogen had: Rome. In de eeuwen die volgden zou de strijd met de Romeinen in al hun gebieden uitbreken.

vrijdag 17 juni 2016

PLAKA, KRETA

Een piepklein dorpje waar het massatoerisme nog niet is neergedaald. De toeristen reizen meteen door naar Spinalonga en 's middags is het heerlijk om op een van de terrasjes te zitten, authentieke Griekse muziek te horen, een zeebriesje te voelen en tussen de Grieken en met een drankje de tijd voorbij te laten gaan.

woensdag 25 mei 2016

SPINALONGA, KRETA: VENETIAANS FORT (1538) EN LEPRAKOLONIE (1903-1957)

Roman: Het Eiland van Victoria Hislop.

KRETA

Zelfs in september nog slaat de hitte je tegemoet als uit de terminal van het vliegveld van Iraklion komt. Meteen ook sta je midden in de heksenketel van het kretenzische verkeer. Na enige minuten heb ik echter al de sleutels van de huurauto in mijn handen en even later rijd ik op de 'snelweg' naar het oosten. Een uur lang rijd ik langs heuvels en bergen met overal olijfgaarden en een indringende geur van kruiden. Links van mij is de zee met plaatsen vol hotels. Het verdwijnt achter mij als de weg naar het zuiden afbuigt. Mijn bestemming is een klein plaatsje aan zee met een authentieke vissershaven. Achter de laatste huizen rijzen de heuvels en bergen snel en steil omhoog. Er komen relatief weinig toeristen en ik noem de naam niet want ik hoop dat het daar zo blijft. Ik ga op zoek naar de overblijfselen van de klassiek Griekse periode en de tijd van de Minoïsche cultuur die duizend jkaar eerder zijn hoogtepunt had. Het valt niet moeilijk om die resten te vinden. Heuvels en dalen lijken er mee bezaaid te zijn, vaak op plekken die sinds hun ondergang nooit meer bewoond zijn geweest. Muren, straten en ruïnes van gebouwen zijn met veel moeite blootgelegd maar de natuur er om heen strekt voortdurend zijn tentakels uit naar de kwetsbare overblijfselen. Sommige plaatsen worden druk bezocht, op andere plekken kom je niemand tegen: er is slechts de stilte van het verleden die alleen door krekels verstoord wordt. De oude Grieken kozen hun woonplaatsen bewust, altijd temidden van prachtigen en indrukwekkende panorama's met uitzicht op zee en hoge bergtoppen. Kijkend naar het oude plaveisel van straten en stegen en muren van ooit veelsoortige gebouwen zie ik dan het leven van weleer op zulke plekken even terugkeren. De muren worden weer gebouwen en er lopen en zitten overal bewoners en handelaren uit verre landen. Er wordt gepraat en muziek gemaakt want de oude bewoners van Kreta waren een levenslustig volk. Met die beelden loop ik na enige tijd weer zachtjes weg van zo'n plek. Een tijdje later zit ik aan een tafeltje van een taverna met een Griekse salade en een glas wijn. Om me heen zitten vooral Grieken nog steeds van het leven te genieten zoals ik hun verre voorouders zojuist nog hetzelfde had zien doen in de tijd van weleer.