zondag 20 november 2016

OP REIS DOOR SCHEMERGEBIEDEN IN DE HISTORIE

Dagelijks bereikt ons nieuws over bijzondere gebeurtenissen of voorvallen uit de hele wereld. Sommige nieuwsfeiten zullen in de geschiedenisboeken terecht komen, andere zijn spoedig uit het collectieve geheugen verdwenen. Sensationele berichten zijn in toenemende mate onderhevig aan erosie van belangstelling. We worden overspoeld met spectaculair nieuws en vroeg of laat kijken we steeds kritischer en selectiever naar al die zogenaamde hoogtepunten in de actualiteit. Ondertussen dreigen echt belangrijke berichten van meer duurzame aard aan onze belangstelling te ontsnappen en op de achtergrond te geraken. Bijna dagelijks worden er interessante archeologische en historische ontdekkingen gedaan maar verreweg de meeste komen zelden in het nieuws. Dat is jammer omdat het vaak gaat om vondsten die een heel nieuw licht doen schijnen op culturen en hun prachtige, maar ook bizarre uitingen: soms dichtbij huis en een andere keer op slechts enige honderden kilometers afstand. Vaak zijn ze met raadsels omgeven: mystiek, magie en occultisme. Sommige vondsten gaan niet verder terug dan enige generaties geleden, andere stammen uit in nevels gehulde episoden van de prehistorie, soms gelegen in desolate gebieden. Van nu af aan neem ik je in mijn verhalen mee op mijn reizen door de schemergebieden van de historie. In tal van archieven en bibliotheken liggen geheimzinnige documenten of manuscripten op ontsluiting of vertaling te wachten. Menige bekende archeologische vindplaats is slechts ten delen blootgelegd. In de nog niet blootgelegde terreinen bevinden zich talloze objecten en fundamenten die ons beeld op het verleden danig kunnen veranderen. Ik ga er naar op zoek, Kriskras door Europa en rond de Middellandse Zee. Volg deze blog en je zult er versteld van staan hoeveel van het verleden nog verborgen of moeilijk toegankelijk is. Soms kunnen museumcollecties plotseling onttrokken worden aan het oog van de museumbezoeker, bij voorbeeld als er tijdens bezuinigingen besloten wordt om een museum op non-actief te stellen wat in de praktijk meestal betekent dat de beherende organisatie wordt opgeheven en de collectie achter slot en grendel gaat. Zoiets overkwam het Historisch Museum Deventer dat al sinds 1915 was ondergebracht in de monumentale Waag op de Brink. Prachtige schilderijen het stads- en IJsselgezichten, archeologische vondsten uit de binnenstad en aangrenzende Colmschate, waar een prehistorische nederzetting was opgegraven, zilverwerk en objecten van de industriële historie verhuisden naar depots in Zwolle. Een andere keer komen bij grootschalige opgravingen plotseling talloze sporen en gebruiksvoorwerpen van vroegere bewoning aan het licht zoals gebeurde tijdens de aanleg van de Betuwelijn. Er werden nederzettingen en graven uit de Nieuwe Steentijd, Bronstijd en IJzertijd gevonden en overblijfselen van Bataafse en Romeinse bewoning. Het ging om vele tientallen vindplaatsen langs het hele tracé van de spoorlijn. Veel kastelen verdwenen, meestal door oorlogshandelingen, in een tijd waarin dergelijke gebouwen nog niet werden geschilderd of getekend (dat begon pas echt in de 17e eeuw. Van slot Kell bij Doesburg bleef alleen maar een muurtje bewaard. Aan andere burchten herinneren alleen nog oude overleveringen zoals die van het slot de verloren gewaande kruisridder bij het plaatsje Didam in de Achterhoek. Wat verder te denken van andere plekken waaraan geheimzinnige sagen verbonden zijn zoals de Duivelssteen bij De Steeg op de Veluwe waar soms een merkwaardig licht gezien wordt. Het verleden kan in je achtertuin verborgen liggen, maar ook op eenzame heidevelden of bij ondoordringbare moerassen. Soms moet je er lang voor reizen om het te vinden en soms is het na lang zoeken te vinden in het gemeentearchief van je eigen woonplaats.

vrijdag 18 november 2016

DUISTERE RITUELEN IN HET VERLEDEN

In de jaren tachtig van de vorige eeuw las ik een aantal artikelen over archeologische ontdekkingen in Noordwest-Europa die mijn beeld tot dan toe van een idyllische prehistorische samenleving voorgoed verpulverden. Oudheidkundigen uit Duitsland, Oostenrijk en (toen nog) Tsjecho-Slowakije schreven over grootschalige mensenoffers tijdens het Neolithicum, de Bronstijd en IJzertijd en illustreerden hun theorieën met foto's die nauwelijks twijfel lieten bestaan over de bloeddorstige praktijken die in het verre verleden gangbaar waren. In Engeland was ik al eerder bewijzen van dergelijke praktijken op het spoor gekomen maar door deze nieuwe vondsten bleek dat ze ook in Noordwest- en Midden-Europa werden toegepast gedurende vele eeuwen. Ik nam contact op met de auteurs die blij waren dat ik er aandacht aan wilde besteden en enige van hen nodigden me uit om hun resultaten te komen bekijken. Mijn eerste reis ging naar Bonn waar in het Landesmuseum een deel van de in de 19e eeuw verworven collectie bodemvondsten opnieuw werd bestudeerd waarbij menselijke skeletdelen aan het licht waren gekomen die duidelijke sporen van geweld vertoonden. Samen met collega Helmuth Reichmann bekeek ik de scherp gevormde letselschade aan schedels en ribben; ze bewezen dat de slachtoffers de aanslag op hun leven met de dood hadden moeten bekopen. De overblijfselen waren in een offerput in de Eifel gevonden. Over de vondstomstandigheden was nauwelijks iets bekend. Op grond van recente opgravingen kon mijn collega bevestigen dat het hier inderdaad om de resten van geofferde mensen ging. Die conclusie kon destijds nog flinke kritiek van vakgenoten ontlokken. Tegelijkertijd kwamen andere archeologen in Nederland, Duitsland, Engeland en Denemarken bij hun onderzoek van veenlijken steeds vaker tot de conclusie dat het niet om gestrafte mensen ging maar om slachtoffers van offerpraktijken: de boodschappers die naar de goden werden gestuurd. Twee dagen later vervolgde ik mijn reis naar Asparn an der Zaya in het noordoosten van Oostenrijk waar in 1983 een nederzetting van de bandkeramische cultuur uit het Vroege Neolithicum was opgegraven. Het was de eerste landbouwerscultuur van Midden- en Noordwest-Europa die ook in Zuid-Limburg is aangetroffen. In graven waren schedels met sporen van dodelijke verwondingen vastgesteld die onder andere door stenen bijlen veroorzaakt waren. In totaal ging het om ongeveer 100 slachtoffers. Deze massamoord betekende het einde van de nederzetting die kort tevoren, tijdens de laatste fase van de cultuur, nog versterkt was. Onderweg in de trein las ik het macabere opgravingsverslag. Later bekeek ik in het museum van Asparn an der Zaya de trieste resten van de dorpsbevolking van zes duizend jaar geleden. De door bijlen toegebrachte wonden waren onmiskenbaar en men had zelfs nog enige van deze moordwapens terug gevonden. Ik sprak met conservator Gabrielle Reiner over de bizarre vondsten. We hadden beiden geen logische verklaring voor een massamoord in deze fase van de prehistorie. Later leerde ik door vele nieuwe archeologische ontdekkingen dat massamoorden en mensenoffers in het verre verleden niet ongebruikelijk waren.

zondag 6 november 2016

DE STEEN OVER TIR NA NÓG

Ver weg, op Lewis, een eiland van de Outer Hebrides, ligt een steen met een oeroude tekst begraven, dichtbij de beroemde Callanish Stones. Barden zingen over die steen, ze kennen zelfs de woorden die erop geschreven staan, maar ze zwijgen over de plaats van de steen, omdat de woorden toegang geven, tot het geheimzinnige land Tir na nÓg, het elfenland achter de westerse horizon. De Outer Hebrides zijn in deze tijd in de greep van de elementen, wilde zeeën en stormen belagen de eilanden en het wordt er steeds vroeger donker, ook al wordt de hemel 's avonds in vuur en vlam gezet door de wervelende kleuren van het noorderlicht. De bewoners trekken zich al vroeg terug in huizen om zich bij het knetterende haardvuur te warmen. Soms wordt er heel even gesproken over de ergens in de veengrond verborgen geheimzinnige steen en dan lijkt het alsof een koude bries door de cottages gaat en er wordt weer gezwegen...............