zaterdag 28 februari 2015

DE OVERMOED VAN DE JONKVROUWE VAN GRUNSVOORT

Lang geleden lang er aan de benedenloop van de Renkumse Beek op de Zuid-Veluwe een kasteel waar na vele ridders een jonkvrouw de scepter zwaaide. In tegenstelling tot haar voorgangers had ze nauwelijks oog voor het wel en wee van de bevolking. Ze was hard en wreed voor de bewoners van de povere boerenhofsteden en aangrenzende gehuchten. Ze was ook ijdel en pronkziek en tooide zich met dure gewaden en sieraden. Haar personeel wrong zich in allerlei bochten om bij haar in het gevlei te komen. Zo kwam haar klerk op een zeker moment op het idee om voor haar een tapijt aan te schaffen dat, uitgerold, reikte van het kasteel tot aan de kerkdeur; zo kwamen haar schoenen niet meer in aanraking met het grove zand dat door vele boerenkinkels betreden werd. De jonkvrouwe voelde zich zeer gestreeld en haar verwaandheid nam vanaf dat moment alleen nog maar toe. Een oude grijsaard die haar waarschuwde om de aarde niet te verachten negeerde zij totaal. Zo liep zij nog vele jaren over het tapijt naar de kerk. Toen ze uiteindelijk stierf werd ze met veel vertoon begraven. De volgende dag stond haar kist echter tot ieders verbazing weer boven de grond. Tot twee maal toe werd ze opnieuw ter aarde besteld maar met hetzelfde resultaat. Toen herinnerden enigen zich de woorden van de oude grijsaard. De kist zou met paard en wagen, zonder koetsier, zijn weg vinden. Het paard rende in volle vaart langs de beek en de aangrenzende heide naar de sompige plek waar de waterloop ontsprong. Daar aangekomen steigerde het paard plotseling waardoor de kist van de wagen gleed, in het moeras terechtkwam en daarin langzaam pruttelend wegzonk. De aarde was niet goed genoeg geweest voor de jonkvrouwe en nu wenste de aarde haar niet op te nemen. Haar lot was de diepe bodem van een pikdonker moeras. Later, tijdens duistere avonden, zag menigeen haar aan de rand van de donkere poel vol vertwijfeling zitten. De plek heette sindsdien Quadenoord.

donderdag 26 februari 2015

STARING VAN DE WILDENBORCH OVER DE WITTE WIEVEN

A.C.W.Staring, die de Wildenborch in de Achterhoek bewoonde, schreef in 1837 twee verhalen over witte wieven. Een notitie van hem van zeven jaar eerder doet vermoeden dat hij zijn oor te luisteren had gelegd bij boeren in de omgeving. Een feit is dat 'zijn' verhalen in allerlei varianten werden verteld in de Achterhoek, Twente en Drenthe. In ieder geval was Staring de eerste die verhalen over witte wieven schreef. Voor zijn tijd was er alleen maar sprake van losse vermeldingen in kronieken. Archeologen die in de tweede helft van de 19e eeuw in de Achterhoek toevallig blootgelegde resten van prehistorische begraafplaatsen blootlegden kregen vaak van graaflieden uit de omgeving te horen dat het plekken waren waar verhalen over witte wieven de ronde deden. In de meeste overleveringen werden witte wieven uitgedaagd door in de herberg als gevolg van te veel drank overmoedig geworden boeren en door lieden die met weddenschappen hun moed wilden bewijzen door de wieven te tarten. Slechts enkele verhalen gingen over boerinnen die door de wieven ontvoerd waren en dan waren er ook nog overleveringen over mensen die de grafheuvels betreden hadden en een merkwaardige wereld hadden gezien Zo'n verhaal speelde zich af bij de Scheleguurtsjesbelt, dicht bij het landhuis van Staring. Hij schreef in 1830 hoe veertig jaar eerder een arbeider daar een vreemd avontuur beleefde:'Hij ging er op een nacht, in zijne eenzaamheid, digt langs, en wat vernam hij. De heuvel had eenen openstaanden toegang gekregen. Als met geweld daarin getrokken, zag onze man een verlichte ruimte en temidden van dezelve een tafel, pronkende met kandelaars, bekers, enz., alles van louter zilver. Hoe hij werder van deze plaats wegraakte, herinnerde ik mij niet, maar dat hij van het geziene zilver niets tot aandenken had medegekregen, stel ik vast, want ik heb hem tot zijn dood toe, nooit rijk genoeg gekend, om in de kroeg meer te besteden dan zijne daghuur.' Volgens de overlevering hebben verschillende mensen die heuvel wel eens open gezien. Als zij naar binnen keken zagen ze kostbaar gedekte tafels waarop zilveren kandelaars met brandende kaarsen stonden. 'Witte wieven en elfen, fluisteringen uit de Andere Wereld'- Ruud Borman. Uitgeverij A3 boeken te Geesteren.

ROCKY VALLEY, TUSSEN TINTAGEL EN BOSCASTLE, CORNWALL

dinsdag 24 februari 2015

VADER EN ZOON BEGRAVEN BIJ STONEHENGE?

Op 3 febrauri schreef ik over het graf van de 'boogschutter' met zijn rijke grafgiften die in Amesbury, even ten oosten van Stonehenge begraven was. Het afgelopen weekend las ik in Glastonbury in het boek 'Chalkland, an archaeology of Stonehenge and its region' van Andre W. Lawson, dat na deze vondst op enige meters afstand een tweede graf uit dezelfde periode(2400-2200 v.Chr) was bloodgelegd. Het bevatte het skelet van een man van 25-30 jaar die op zijn linker zijde was begraven met zijn hoofd naar het noorden. Hij was in het bezit van enige gouden ornamenten. Gedetailleerde analyses van de beenderen van de beide mannen suggereren dat ze tot dezelfde familie behoorden en mogelijk vader en zoon waren ook al gaven chemische analyses van de tanden van de boogschutter aan dat hij in de Alpen was geboren en de jongere man in het kalkgebied van Stonehenge. Mogelijk was de boogschutter getrouwd met een inheemse vrouw uit deze streek.

dinsdag 17 februari 2015

MAGISCH GLASTONBURY

Ruim 25 jaar geleden las ik voor het eerst over Glastonbury. 'Nevelen van Avalon' van Marion Bradley was net in Nederland verschenen en beschreef het verhaal van priesteres Morgana le Fay over de ondergang van het rijk van Koning Arthur en daarmee ook de verdwijning van de aloude heidense wijsheid die sinds de tijd van Stonehenge had bestaan. In het boek staat Avalon voor de plaats waar die wijsheid sinds oudsher werd bewaard en was Glastonbury de plek waar het eerste christendom in Engeland onstond. Het zou om dezelfde locatie gaan en dat bleek ook toen in 1191 monniken van de abdij van Glastonbury een graf vonden waarin ze naast een skelet een loden kruis aantroffen met de tekst:' Hier ligt begraven de beroemde koning Arthur op het eiland Avalon'. Sindsdien wordt Glastonbury geidentificeerd als het legendarische Avalon. Toen ik Glastonbury de eerste keer per auto vanuit het oosten naderde ontwaarde ik de kenmerkende markante 'Tor' al op ongeveer 20 kilometer afstand. De heuvel rees als een vulkaan uit het overigens relatief vlakke landschap op. Dichterbij gekomen zag ik ook de terrassen langs de hellingen en de St.Michaelstower op de top. De Tor stond bekend als een toegangspoort naar de Keltische Andere Wereld van het Elfenvolk waar koning Gwyn ap Nudd heerste. Een grote steen op de zuidelijke helling geeft aan waar men de Andere Wereld binnen kon gaan. De Andere Wereld wordt ook wel Avalon genoemd waarheen Arthur per schip werd gebracht na zijn laatste veldslag. Morgana le Fay zou er zijn wonden verzorgen Glastonbury was altijd al een bijzondere en mooie plaats maar vanaf de jaren tachtig kreeg het ook steeds meer een alternatief karakter. Mensen uit vele landen streken er neer, Vaak voor een vakantie, maar soms ook om er te blijven wonen. Er ontstond een alternatief winkelcentrum en later een Goddess Temple en alle seizoensfeesten worden er in en rond het centrum gevierd in allerlei uitdossingen. Op 30 april, aan de vooravond van 1 mei, wordt Beltane, het Keltische vruchtbaarheidsfeest gevierd met veel rode en groene kleuren in het straatbeeld.

'BLUE STONES' UIT WALES VOOR STONEHENGE

De steenkring Stonehenge in Zuid-Engeland. De 'kleine' blustones zijn in het midden te zien.


De Presili Mountains in Wales.


Het oudste Stonehenge dateert van 3000 voor Christus toen er een cirkelvormige greppel met aarden wal werd aangelegd. Het Stonehenge zoals wij dat kennen kwam omstreeks 1000 jaar later tot stand en bleef ruim 500 jaar in gebruik. Waarschijnlijk maakten later de Keltische druïden er gebruik van bij hun seizoenvieringen. Daarna geraakte het monument in de vergetelheid totdat in de 12e eeuw de kroniekschrijver Geoffrey of Monmouth schreef dat de magiër Merlijn de steenkring vanuit Ierland naar zijn huidige lokatie hade verplaatst. Talloze theorieën over de mogelijke bouwers passeerden in de opvolgende eeuwen de revue. De afgelopen decennia brachten archeologen de bouwfasen van Stonehenge gedetailleerd in beeld.

Sinds enige jaren vindt er op grote schaal onderzoek plaats in de wijde omgeving van Stonehenge met verrassende resultaten. Al snel werd vastgesteld dat de bodem in en rond de steenkring honderden graven bevatte, veel meer dan eerder voor mogelijk was gehouden. Ook bleek dat de 'blue stones' niet zo maar uit Wales waren gehaald, een afstand van ruim 400 kilometer. Er zijn aanwijzingen dat de bouwers veronderstelden dat er geneeskrachtige werking van deze stenen uitging en verhalen daarover worden nog steeds in Wales verteld

Recent zijn sporen van een 'blue stone-henge'gevonden op 900 meter afstand van Stonehenge; een ontdekking die in deze context uiterst belangrijk is. Een andere belangrijke vondst die onlangs de internationale pers haalde bestond uit sporen van een houten cirkel nabij het riviertje de Avon, waar over de 'blue stones' werden aangevoerd.

Rivieren waren bij de Kelten en waarschijnlijk ook al bij de bouwers van Stonehenge toegangspoorten tot de Andere Wereld. Het is dan ook niet voor niets dat de processieweg die bij de 'heelstone'van Stonehenge begon met een grote boog bij de Avon uitkwam.

Stonehenge blijkt niet alleen gebouwd te zijn om de seizoenen in steen te kunnen markeren en evenmin was het vooral bedoeld als 'symbol of power' van de lokale machthebbers van destijds. In Stonehenge werden ook leven en dood vorm gegeven in steen, hout en aarde en zo kreeg het omringende landschap met de talloze grafheuvels gestalte.



woensdag 11 februari 2015

TUINDORP OOSTZAAN EN HET ZONNEPLEIN

Amsterdam bestreek in de Gouden eeuw het gebied dat we nu de 'grachtengordel' noemen. In de 18e eeuw stagneerde de groei van de stad en pas in de tweede helft van de 19e eeuw vonden vanuit het oude centrum grootschalige uitbreidingen naar het westen, oosten en zuiden plaats. Voor de noordkant van de stad was nauwelijks belangstelling; het IJ bepaalde de grens van de groei. Dat zou echter niet lang meer duren. Plannen voor woonwijken in het noordelijk stadsdeel werden gesmeed en vanaf 1920 op diverse plaatsen uitgevoerd.Aan de noordzijde van het IJ verrezen vanaf de Van de Pekbuurt nieuwe stadsdelen, die het tot dan toe bekende uitzicht van de stad op de dijkbebouwing van Buiksloot en Nieuwendam voorgoed aan het oog onttrokken. Bij Nieuwendam in het oosten van 'Noord', ontstond een project van sociale woningbouw rondom het nieuwe Purmerplein. In het westen werd ver weg van alle bestaande en geplande bebouwing Tuindorp Oostzaan aangelegd. Het kwam te liggen als een eenzaam bebouwd eiland langs een oud polderland en diende in eerste instantie als huisvesting voor de werknemers van de NDSM (de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij). Er was sprake van noodwoningen. Amsterdam was destijds onzichtbaar vanuit deze nieuwe uitbreiding. Het nieuwe tuindorp klampte zich dan ook als het ware vast aan de oude polderdijk die er voor een groot deel langs liep: de Landsmeerder- en Oostzanerdijk. Vanaf die dijk die ooit de noordgrens van het IJ was liepen de naamgevende dorpen Landsmeer en Oostzaan in lange lintvorm naar de noordelijke horizon met links en rechts uitgestrekte weilanden, sloten en plassen. In het noordwesten lag, net niet zichtbaar, Zaandam. Tuindorp was de eerste wijk van Amsterdam die niet aansloot op de vanuit de vanuit het centrum geplande bebouwing. De wijk lag eenzaam aangeschurkt tegen dorpen waarmee het historisch niets gemeen had. In een tijd waarin het openbaar vervoer nog niet zo veel voorstelde en de afstand naar de stad groot was kon in Tuindorp Oostzaan een eigen dorpscultuur ontstaan. Op winkelpleinen ontmoetten de bewoners elkaar en daar werden de dagelijkse nieuwtjes uitgewisseld. Het Zonneplein was het centrum van de wijk en het Zonnehuis de plaats waar bijzondere evenementen plaatsvonden. Er waren voor die tijd indrukwekkende schoolgebouwen opgetrokken die Tuindorp aanzien en eigenwaarde gaven. De jeugd kon dicht bij huis opgroeien en les krijgen in een vertrouwde omgeving. Ruim 30 jaar later werd buit het bedijkte Tuindorp in het oosten Terrasdorp aangelegd. De nam verwees naar de aanleg in lagere en hogere delen die vooral bij het Ananasplein zichtbaar was. De straten kregen fruitnamen waardoor er al snel van Tuttifruttidorp werd gesproken. Tot in het midden van de jaren zestig was Tuindorp een redelijk gesloten gemeenschap met contacten langs en over de Landsmeerder- en Oostzanerdijk. Het was een gezellig dorp met feesten en evenementen. Amsterdam was nog steeds ver weg. De Coentunnel sloeg als eerste een bres in het omringende landschap. Een groot deel van de polder naar het Noordzeekanaal was niet of nauwelijks meer toegankelijk. De Molenwijk werd gebouwd en belemmerde voortaan het vrije uitzicht op het vlakke noorden. De mensen die er zich vestigden hadden niets of nauwelijks iets met Tuindorp gemeen. In het oosten werden heipalen voor de Buiksloterbanne in de grond geslagen en met de ringweg werd later de omsingeling voltooid. Uiteindelijk was Tuindorp toch opgeslokt door het oprukkende Amsterdam. De gebeurtenis die natuurlijk in het geheugen van alle oude Tuindorpers gegrift is, is de watersnood van 1960. Een dijk van Zijkanaal H was doorgebroken en het water stroomde met grote snelheid en enorme hoeveelheden de polder in, op weg naar Tuindorp Oostzaan. Heel het oude dorp kwam blank te staan. Nadat het gat in de dijk gedicht was kon begonnen worden met het wegpompen van het water. Op 29 januari mocht iedereen weer naar huis om schoon te maken. Op het Zonneplein stond een tent waar je 's avonds eten kon krijgen. De watersnood liet diepe littekens na. De schade aan huizen en tuinen kon hersteld worden, maar er was veel onvervangbaars verloren gegaan of ernstig beschadigd, vooral foto's en familiedocumenten. In de jaren zestig waren het Zonneplein en het Zonnehuis het centrum van Tuindorp Oostzaan. Andere winkelpleinen, zoals het Ananasplein en het Mercuriusplein, waren plaatsen waar je je dagelijkse boodschappen deed en nieuwtjes uitwisselde, maar op het Zonneplein kon je naar de film, naar dansles en concerten. Zie ook:http://www.historischearchief-toz.nl en http://www.fijnzonneplein.nl

OUDE SAGEN EN LEGENDEN IN GELDERLAND

Uit het oude Gelderland zijn honderden oude sagen en legenden overgeleverd. Sommige zijn al oeroud en gaan terug tot voorhistorische tijden. Verhalen over witte wieven, die zich vooral in de Achterhoek afspelen, ontstonden al in de Bronstijd. Vaak gaan ze over door drank overmoedig geworden boeren die de wieven uitdagen en vervolgens moeten hollen voor hun leven om aan hun wraak te ontkomen. Er zijn echter ook verhalen bekend waarin witte wieven boeren helpen bij de oogst en kraamvrouwen bij de geboorte van een kind. Een enkele maal ontvoerden ze vrouwen of kinderen. Witte wieven woonden in prehistorische grafheuvels en moerassen en ze waren wellicht oorspronkelijk priesteressen en bewaaksters van de toegang naar de Andere Wereld. Veel oude overleveringen spelen zich af bij kastelen. Menige plas langs de rivieren herinnert aan de ondergang van een kasteel waarvan de ridder het te bont hadd gemaakt of wat al te krijgslustig was geweest. Ze verdwenen pruttelend in de diepte. Hetzelfde gebeurde met kloosters waarvan de monniken de geloofsgeloften niet meer naleefden en een losbandig leven leidden. Zo herinnert het Solse Gat op de Veluwe aan een lang geleden verzonken klooster. Bij Didam in de Liemers lag eens het trotse kasteel de Nevelhorst waarvan de kasteelheer ter kruistocht naar het Heilige Land was gegaan. Jarenlang wachtte men op zijn terugkomst totdat men wel moest aannemen dat hij in de strijd gevallen was. Van alle kanten werd de kasteelvrouw gemaand om toch opnieuw te trouwen om het bezit van het kasteel veilig te stellen. Juist voordat dit plaats zou vinden keerde de verloren gewaande kruisridder als geharnast skelet terug en nam zijn onvoorzichtige echtgenote mee naar de peilloze diepten onder het slot. Bij Staverden op de Veluwe zwerft 's nachts nog altijd een zwarte vrouw bij de slotgracht rond, ooit de weduwe van een machtige burchtheer die lafhartig door een tegenstander was vermoord. Bij kasteel Biljoen dichtbij Velp wordt soms de ijle gedaante gezien van een jonkvrouw die door een hooghartige ridder verstoten werd en van liefdesverdriet zich in het donkere water rond zijn kasteel stortte.

woensdag 4 februari 2015

ECHTE BOEKEN, MOOIE BOEKWINKELS, BIJZONDERE BIBLIOTHEKEN

Ik weet niet meer precies wanneer het grote lezen begon maar er was een moment waarop de leesgierigheid begon. Ik vond lezen al vroeg leuk want ik las niet alleen maar woorden en zinnen maar ontdekte al gauw mooie verhalen en boeiende dingen. Door het lezen van boeken leerde ik van alles en nog wat en zo begon de ontdekking van de wereld. Via boeken reisde ik naar andere landen en tijden. Ik las hoe het leven elders in de wereld en in vroeger tijden was. Ik ontdekte ook al snel de kleine wijkbibliotheek aan de Kometensingel in Amsterdam Noord, een mooi gebouw in landelijke bouwstijl, waarschijnlijk van de Amsterdamse School. Daar ging een wereld voor me open en menige woensdagmiddag zat ik daar tussen de boeken te snuffelen en me te verbazen over wat er allemaal geschreven was. De vriendelijke mevrouw achter het bureau had al snel door dat ik een beetje leesgek was en liet me regelmatig nieuw binnengekomen boeken zien waarvan ze dacht dat ik die wel leuk zou vinden. Dat enthousiaste lezen zou nooit meer over gaan. Sommige boeken zijn bijna aaibaar. Het vasthouden van een echt boek, het doorbladeren van geurend papier en het bekijken van mooie omslagen was al een avontuur op zich. Tegenwoordige digitale versies en luisterboeken mogen in een behoefte voorzien, maar geef mij maar het papieren exemplaar dat lekker in de hand ligt en vanuit een knusse stoel of in bed lekker weg leest. Boekenkasten in winkels en thuis zijn schatkamers van kennis, schoonheid en beleving; je raakt er niet in uitgekeken en je ontdekt altijd wel weer een boek dat je nog niet of al heel lang niet meer gezien hebt. Als ik ergens op bezoek kom is kijken waar de boeken staan het eerste wat ik meestal doe. Boekenkasten vertellen iets over de bewoners, het ontbreken van boekenkasten of zelfs boeken ook. Tijdens mijn werk in musea in binnen- en buitenland zag ik indrukwekkende bibliotheken met schitterende collecties waarin soms eeuwen kennis lagen opgeslagen. Vooral de antiquarische werken hadden mijn aandacht en zo ontdekte ik ook het werk van Johan Picardt, een predikant uit Coevorden, die omstreeks 1660 de oudheidkundige monumenten van Drenthe beschreef. Het zou de belangrijkste bron worden voor mijn onderzoek naar de historische achtergronden van verhalen over witte wieven in Oost-Nederland en elfen in Groot Brittannie en Ierland.Mijn boek er over verscheen in 2011. Mijn werkkamer staat propvol met boeken over van alles en nog wat maar vooral veel werken over archeologie, geschiedenis en mythologie in Europa en het Midden-Oosten. Daarnaast is er een bescheiden hoeveelheid thrillers en fantasyboeken. Tussen dit alles bevinden zich hier en daar een oude treintje, enige schilderijen en prenten, een oude pendule en wat archeologische vondsten.

dinsdag 3 februari 2015

DE BOOGSCHUTTER VAN STONEHENGE




Uit het land van de besneeuwde bergen was hij gekomen om een lange reis te maken naar het grote eiland aan de overzijde van de zee. Onderweg verbleef hij in de nederzettingen die op zijn route lagen en waar hij een bekende en graag geziene gast was. Hij was immers de handelsreiziger die kostbare waren uit verre landen meebracht. Menige dorpsbewoner wierp begerige blikken op zijn uitgestalde koperen dolkjes en gouden sieraden en men was vol verbazing over zijn vaardigheden als metaalsmid.


Daarnaast was hij ook nog een trefzekere boogschutter die met zijn pijl en boog menig stuk wild wist te verschalken.


Na vele maanden bereikte hij de kust en na de oversteek was hij nog ruim een week onderweg voordat hij de grote ronde stenen tempel bereikte. Hij was er eerder geweest en wist van de geneeskrachtige werking die van de kleinere stenen uitging. Hij hoopte dit keer op genezing van zijn kwalen.




Het zou zijn laatste reis worden. De metaalsmid werd met zijn kostbare handelswaar, pijl en boog en drie versierde bekers van aardewerk niet ver van de tempel begraven. In 2002 werd zijn graf in de omgeving van Stonehenge blootgelegd en al snel door de archeologen beschouwd als één van de belangrijkste prehistorische vondsten van Groot Brittannië.

maandag 2 februari 2015

STEENKRINGEN, STEENRIJEN EN STENEN GRAFKAMERS

'Hoary and lichened by age, grim and fretted by a thousand storms, our ancient megalithic monuments are still numerous, massive and full of mystery'(Walter Hohnson, 1908) Toen ik tijdens de eerste geschiedenisles de leraar over hunebedden hoorde vertellen kreeg ik de indruk dat de bouwers als primitieve ongeletterde barbaren werden gezien. Ze mochten dan wel enorme keien kunnen verslepen en op elkaar stapelen maar verder bleek er in hun samenleving weinig te zijn wat beschaving kon worden genoemd. Ze waren boeren, gebruikten vuurstenen werktuigen en maakten versierde potten die ze meegaven aan de doden als ze in het hunebed begraven werden. Eigenlijk zou het nog 3000 jaar duren voordat er licht kwam in de prehistorische duisternis van de lage landen. Pas met de komst van de Romeinen kon er van beschaving gesproken worden. De Romeinen schreven immers en legden wegen en steden aan. De hunebedbouwers waren toen al lang vergeten en met hen alle andere mensen die hier sindsdien gewoond hadden. De prehistorie, de tijd waarin er geen geschiedenis werd geschreven, was in de vergetelheid geraakt en zou dat tot na de Middeleeuwen blijven. Het woord prehistorie werd overigens pas in de 19e eeuw voor het eerst gebruikt. Het was een soort verzamelnaam voor alles wat tot het 'heidense' verleden behoorde, oftewel de tijd die voorafging aan het Christendom. De eerste christenen wilden niets weten van de erfenis van het verleden. Heilige wouden werden omgehakt en heilige plaatsen als bronnen en grote stenen werden verboden gebied. In de 19e eeuw moest de prehistorie opnieuw worden uitgevonden. Om dat enorme tijdperk ruwweg in te kunnen delen scheidde een Deense museumdirecteur de archeologische vondsten in zijn verzameling in stenen, bronzen en ijzeren voorwerpen en werd sindsdien gesproken van steentijd, bronstijd en ijzertijd. De vroege oudheidkundigen werden keer op keer geconfronteerd met vondsten die steeds ouder bleken te zijn. Er was enorm veel weerstand tegen de ouderdom van de vondst van de eerste Neandertaler bij Dusseldorf en later tegen de ontdekking van rotsschilderijen uit de IJstijd in Frankrijk en Spanje; rendierjagers konden onmogelijk kunstenaars zijn geweest. het is nog maar een halve eeuw geleden dat de hunebedbouwers, in ieder geval in het onderwijs, gezien werden als de eerste bewoners van ons land. Nu gaan we er van uit dat de eerste mensachtigen hier al voor de ijstijden leefden Toen ik het eerste hunebed zag kon ik me niet meer voorstellen dat de bouwers primitieve barbaren waren geweest. Het bouwen van zo'n stenen graf was een enorme klus waarvoor veel organisatie nodig was. In Drenthe alleen werden er al tientallen gebouwd en dan hebben we het nog niet over de talloze identieke grafkelders die in dezelfde tijd in Noord-Duitsland, Denemarken en een deel van Polen werden aangelegd. In dit enorme gebied gebruikte men min of meer identieke gebruiksvoorwerpen en er was ook duidelijk sprake van internationale handel in vuurstenen bijlen en barnsteen . Vele jaren later kreeg ik pas werkelijk een idee van de impact van de megalithische monumenten toen ik in het Gemeentemuseum Arnhem in samenwerking met Britse-, Ierse-, Belgische-, Franse- en Duitse colega's een tentoonstelling samenstelde over 'De Fascinerende Wereld van Stonehenge'. Het bouwen met grote stenen hield namelijk niet op na de aanleg van de hunebedden; er zou nog eeuwenlang, tot diep in de Bronstijd, gesjouwd, gesleept en gebouwd worden met enorme keien en cultuurgebied wat er bij hoorde werd steeds groter. Na de hunebedbouwers kwamen de mensen van de bekercultuten die hun doden in grafheuvels begroeven. Van Ierland tot in Tjechoslowakije en van Nederland tot in Zuid-Europa werden megalithische monumenten gebouwd waarbij de klokbeker als vrijwel overal voorkomende grafgift diende. Er was sprake van uitwisseling van goederen, rituelen en grafgebruiken over duizenden kilometers. De contacten verliepen voor een belangrijk deel via de Nederlandse delta en de sacrale gebieden van Stonehenge en Avebury in Zuid-Engeland. Een handelsreiziger in die tijd zou overal in West- en Midden-Europa op bijzondere megalithische monumenten zijn gestuit: steenkringen en -rijen in Ierland, Groot Brittannie en Bretagne, stenen tempels op Malta en in alle landen alleenstaande stenen en grafkelders. Na eeuwen raakte deze wereld in verval en werden de stenen en grafheuvels steeds meer met verwonderde blikken bekeken. Hun betekenis en functie waren vergeten en naarmate de tijd voort schreed ontstonden de verhalen over een grootse, wonderbaarlijke wereld die verloren was gegaan. In Groot Brittannie en Ierland staan de stille getuigen daarvan niet alleen in bewoonde gebieden maar ook in tegenwoordig vrijwel verlaten, desolate gebieden en op dunbevolkte eilanden. Sinds de komst van de Kelten worden ze gezien als de woonplaatsen van het elfenvolk, de Tuatha de Danann, en in hun oeroude mythen wordt gesproken van de toegangspoorten naar de prachtige wereld van weleer.

zondag 1 februari 2015

HERAION, TEMPEL VAN HERA BIJ ARGOS

Het Heraion was een heiligdom uit het einde van de 5e eeuw voor Christus, gewijd aan de godin Hera. Het behoorde bij het oorspronkelijke Argos dat ten oosten van de huidige stad lag. Hier woonden de priesteressen van Hera. In de tempel bevond zich een beeld van goud en ivoor. Er boven was de plek waar de Griekse leiders trouw zworen aan Agamemnon van Mykene alvorens zij naar Troje zeilden. Mykene lag ten noorden van het antieke Argos.